Ozonconcentraties en vegetatie, 1990-2005
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
De ozonconcentraties in Nederland blijven sinds 1995 ruim onder de streefwaarde voor de bescherming van de vegetatie. Sinds 2000 treedt geen verdere daling in de ozonconcentraties op.
Streefwaarde voor de bescherming van de vegetatie
De Europese Unie heeft voor de bescherming van vegetatie een streefwaarde voor ozon (O3) in lucht vastgesteld. De streefwaarde is uitgedrukt als een zogenaamde AOT40. AOT40 staat voor Accumulated Ozone exposure over a Threshold of 40 ppb. Het is een voor vegetatie relevante maat om ozonconcentraties in uit te drukken. De AOT40 houdt rekening met zowel de mate van overschrijding van de drempelwaarde van 40 ppb ozon (=80 µg/m3 ) als met de tijdsduur van de overschrijding. De berekening van de AOT40 vindt plaats op basis van ozonconcentraties in de drie zomermaanden mei tot en met juli, voor het tijdvak van 8 tot 20 uur Midden-Europese Tijd. De streefwaarde is 18.000 (µg/m3) x uur, gemiddeld over vijf jaar. Middeling vindt plaats over het betreffende jaar en de vier voorafgaande jaren. De streefwaarde moet in 2010 zijn bereikt. Er is ook een langetermijndoelstelling van 6.000 (µg/m3) x uur vastgesteld, waarbij het jaar 2020 als richtjaar geldt. De streefwaarde geldt voor een kalenderjaar.
Ozon en vegetatie
Natuurlijke vegetatie maar ook landbouwgewassen ondervinden nadelige gevolgen als ze blootgesteld worden aan ozon. Belangrijkste effecten zijn een verminderde gewasopbrengst en bladbeschadiging.
De situatie in 2005
De ozonconcentratie tijdens de zomer van 2005 was gemiddeld over Nederland ongeveer 20% hoger dan in de vorige zomer. De concentratie was echter wel beduidend lager dan in 2003, een jaar met uitzonderlijk hoge concentraties. In geheel Nederland lagen de concentraties onder de streefwaarde van 18.000 (μg/m3) x uur. De verschillen in concentratie over Nederland zijn in 2005 veel groter dan vorig jaar. Duidelijk is wel dat ook nu de hoogste concentraties in Zuid-Nederland voorkomen. Alle natuur is hier blootgesteld aan waarden boven de langetermijndoelstelling. De laagste waarden zijn in 2005 gemeten in Noord-Nederland: hier ligt voor 75% van de natuur de ozonconcentratie al onder de langetermijndoelstelling. In 2005 lag de AOT40-waarde gemiddeld over de Nederlandse natuur, circa 6.000 km2, met 7.260 (µg/m3) x uur net boven de langetermijndoelstelling.
Ozonconcentraties nemen niet langer af
Een trend in ozonconcentraties is door de sterke jaar-op-jaar variaties moeilijk te ontdekken. De vijfjaargemiddelde ozonconcentratie, uitgedrukt als AOT40, is vanaf 1990 sterk gedaald maar vanaf 2000 lijkt het alsof de daling zich niet langer voorzet. De daling van de AOT40 bevestigt de aanwijzingen dat ozonconcentraties hier en elders in Europa in het begin van de jaren negentig zijn gedaald. De meest waarschijnlijke oorzaak hiervoor is de aanzienlijke reductie van de uitstoot van ozonvormende stoffen in Europa. De laatste jaren zien we echter in Nederland, maar ook elders in Europa, geen verdere daling van de ozonconcentraties meer. Toch vindt er toch nog steeds een verdere reductie in uitstoot plaats. De meest waarschijnlijke verklaring is dat emissies buiten Europa, op de schaal van het noordelijk halfrond, de positieve effecten van Europese emissiereducties deels te niet hebben gedaan. De specifieke chemie tussen ozon en stikstofoxiden zal ook een rol spelen.
Relatie ozonnorm en emissiebeleid
De Europese Unie heeft de streefwaarde voor 2010 gekoppeld aan een maximaal toegestane uitstoot van de ozonvormende stoffen Vluchtige Organische Stoffen (VOS) en stikstofoxiden (NOx) per EU-land. Deze plafonds zijn vastgelegd in de zogenaamde National Emission Ceiling (NEC) richtlijn. Een recente evaluatie laat zijn dat de gestelde emissieplafonds voor Vluchtige Organische Stoffen waarschijnlijk wel gehaald worden: 9 van de 15 (oude) EU-landen liggen op koers. Dit geldt vermoedelijk niet voor stikstofoxiden: 11 van de 15 (oude) EU-lidstaten hebben hier problemen.
De NEC-richtlijn definieert, naast nationale emissieplafonds, ook tussentijdse milieudoelstellingen. De NEC-richtlijn stelt voor de blootstelling van vegetatie aan ozon een verlaging met een derde in 2010 ten opzichte van de situatie in 1990 voor. Een vergelijking van de vijfjaargemiddelden over de periode 1990/1994 en over 2001/2005 leert dat deze NEC-milieudoelstelling nu al bereikt is. De AOT40-waarden zijn ruwweg gehalveerd in deze periode.
Onzekerheden
De ozonwaarnemingen hebben een onzekerheid van 15% (bij een betrouwbaarheidinterval van 95%); daarnaast is er sprake van een kleine systematische onderschatting van de concentratie met 4,4%. Nemen we deze fouten in beschouwing dan kan, met zeer grote waarschijnlijkheid, geconcludeerd worden dat op ieder van de meetstations het vijfjarig gemiddelde over de periode 2001-2005 lager is dan de streefwaarde maar hoger is dan de langetermijndoelstelling.
Bronnen
- EU (2001) Richtlijn 2001/81/EG van het Europees parlement en de raad van 23 oktober 2001inzake nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen. Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen No L 309/22.
- EU (2002). Richtlijn 2002/3/EG van de raad van 12 februari 2002 betreffende ozon in lucht (Derde dochterrichtlijn.) Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen No L 67/14.
- MNP/RIVM. Gegevens gebaseerd op metingen van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu; bewerkt door het Milieu- en Natuurplanbureau. RIVM, Bilthoven.
Relevante informatie
- Teletekst, pagina 711, geeft actuele informatie over de smogsituatie.
- Smogbulletin 2005 van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit.
- Smogbulletin 2004 van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit.
- Smogbulletin 2003 van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit.
- Smogbulletin 2002 van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit.
- RIVM (2004). Jaaroverzicht luchtkwaliteit 2002. RIVM, rapport 500 037 004, Bilthoven.
- RIVM (2002). Jaaroverzicht luchtkwaliteit 2001. RIVM, rapport 725 301 009, Bilthoven.
- RIVM (2002). Jaaroverzicht luchtkwaliteit 2000. RIVM, rapport 725 301 008, Bilthoven.
- Voor een nadere uitleg over de implementatie van de Europese regelgeving voor lucht in de Nederlandse wetgeving zie Handboek Implementatie milieubeleid EU in Nederland.
- Meer informatie over concentraties van stoffen in de lucht is te vinden op de site van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit.
- Informatie over de actuele en toekomstige ontwikkelingen over (lokale) luchtverontreiniging geven de Milieubalans 2006 en de Milieuverkenning 2000-2030.
- Voor informatie over luchtverontreinging op Europese schaal zie de websites van het European Enviroment Agency (EEA) en het European Topic Centre on Air and Climate Change (ETC/ACC).
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- -
- Omschrijving
- -
- Verantwoordelijk instituut
- -
- Berekeningswijze
- -
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- -
- Verschijningsfrequentie
- -
- Opmerking
- De grote jaarlijkse variaties in ozonconcentraties wordt vooral veroorzaakt door een verschil in weersomstandigheden. Tijdens warme dagen met weinig wind, veelal uit oostelijke of zuidelijke richting, zijn de omstandigheden gunstig voor ozonvorming. In jaren met veel zomerse dagen zoals 1994, 1995 en 2003, komen vaker hoge ozonconcentraties voor dan gedurende jaren met minder zomerse dagen. Om te beoordelen of er sprake is van normoverschrijding wordt een vijfjarig gemiddelde berekend waardoor de invloed van de weersomstandigheden sterk verminderd. Een vijfjarig gemiddelde geeft een beter beeld van structurele veranderingen in AOT40-waarden bijvoorbeeld ten gevolge van het Europese emissiereductiebeleid. Voor het beoordelen van de blootstelling en de mogelijke schade aan natuurlijke vegetatie en landbouwgewassen is daarentegen de actuele AOT40-waarde van belang.MethodiekDe jaar- en vijfjaargemiddelde AOT40 zijn gebaseerd op de resultaten van de metingen op de regionale stations van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit.
- Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2006). Ozonconcentraties en vegetatie, 1990-2005 (indicator 0240, versie 07, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.