Das: aantalsontwikkeling

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

Sinds de inwerkingtreding van het soortbeschermingsplan in 1984 neemt het aantal dassen ondanks diverse bedreigingen toe.

Ontwikkeling

Tussen 1960 en 1980 is de das met circa eenderde achteruitgegaan. Dat komt uit de figuur niet naar voren, omdat het aantal dassenburchten in 1960 is onderschat. Na 1980 is het aantal gebieden met dassen weer toegenomen. De toename tussen 1990-1995 vond vooral plaats in Midden- en Zuid-Limburg en in het Reestdal, vooral in gebieden waar de das oorspronkelijk ook voorkwam. In Montferland en de Veluwezoom daarentegen ging de das tussen 1990 en 1995 achteruit.
Uit de telling in 2000 blijkt dat de toename van het verspreidingsgebied doorzet. De meeste dassenburchten liggen in Zuid-Limburg, rond Nijmegen en op de Veluwe. De das graaft burchten in reliëfrijke gronden en zoekt zijn voedsel in graslanden, akkers en boomgaarden. Daarmee heeft de das een afwisselend landschap nodig met zowel bos als agrarisch gebied.

De dassenpopulatie maakt in de periode 2000-2005 eenzelfde groei door als in de periode 1995-2000 (ca.30%). Deze groei heeft de laatste vijf jaar voornamelijk plaatsgevonden in de provincies Friesland, Overijssel, Drenthe en Utrecht (inclusief het Gooi in Noord-Holland). Ook in Noord-Brabant worden steeds meer deelpopulaties met elkaar verbonden. Op de Veluwe vindt echter geen groei meer plaats . Reden hiervoor is het gebrek aan voedsel in de centrale bosgebieden.
Er zijn nog steeds gebieden waar ondanks de aanwezigheid van een kwalitatief hoogwaardig dassenleefgebied, de das geen poot aan de grond krijgt. Voorbeelden hiervan zijn Twente en het oostelijk deel van de Achterhoek, en het gebied tussen Roermond en Sittard.

Oorzaken

Tot ver in de twintigste eeuw is de das vervolgd en gestroopt. In de jaren zestig kwamen er andere bedreigingen bij. De wegen met intensief verkeer zijn grote barriëres geworden en zorgen voor de versnippering van de leefgebieden. Het verkeer is een belangrijke doodsoorzaak van de das.
Sinds het soortbeschermingsplan van 1984 zijn diverse maatregelen uitgevoerd om de populaties van de das weer te herstellen. De soort is uitgezet in gebieden waar deze was verdwenen. Door de aanleg van dassentunnels kunnen dassen een aantal wegen veilig oversteken en worden leefgebieden met elkaar verbonden. Tussen sommige gebieden bestaan echter nog barrières en ook vertoont de helft van alle dassentunnels constructiefouten of achterstallig onderhoud (Das & Boom 2002). Daardoor worden nog niet alle leefgebieden met elkaar verbonden zoals één van de doelen uit het soortbeschermingsplan was.

Bronnen

  • Das & Boom (2002) Landelijk onderzoek naar de kwaliteit van de dassen voorzieningen. Vereniging Das & Boom. Nijmegen/Beek-Ubbergen
  • Dirkmaat, J.J. (1997). De das in Nederland. Vereniging Das & Boom. Nijmegen/Beek-Ubbergen.
  • Dirkmaat, J.J. (2006) De das gered ! Hoe een vereniging zichzelf overbodig maakte. Vereniging Das & Boom. Nijmegen/Beek-Ubbergen.
  • Moll, G.C.M. van (1999). Nederland als woongebied van de das van 1900 t/m 1995. Vereniging Das & Boom. Werkdocument IKC Natuurbeheer nr. W-109. Informatie en Kennis Centrum Natuurbeheer. Wageningen.
  • Moll, G.C.M. (2002) Verspreiding van de Das in Nederland. Vereniging Das & Boom. Rapport EC-LNV nr 2002/150. Expertisecentrum LNV Ede/Wageningen
  • LNV (1984). Landelijk dassenbeschermingsplan. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Vissserij. Den Haag.
  • Wiertz, J. en J. Vink (1983). Inventarisatierapport over de das in Nederland 1960-1980. Deel 1. Methode en resultaten. Rapport 83/15. Rijksinstituut voor Natuurbeheer. Leersum.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Opmerking
De figuur geeft per peiljaar het aantal hokken van 1 km² waarin sprake was van een bewoonde burcht. De cijfers voor 1960 en 1970 berusten op schattingen en niet op systematische inventarisaties. Vanaf 1980 is de verspreiding systematisch onderzocht. In 2005 heeft de Stichting Das & Boom in tegenstelling tot voorgaande jaren geen landelijk dekkend onderzoek gedaan. De aantallen zijn afkomstig uit waarnemingen verricht in de periode 2000-2005.
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
05
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
03
versie‎
02
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CLO (2006). Das: aantalsontwikkeling (indicator 1071, versie 03, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.