Bodemkwaliteit en bodemverontreiniging: beleid

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

Sinds de Wet Bodembescherming van 1987 bleek het bodemverontreinigings-probleem veel groter en financieel omvangrijker dan was ingeschat. Als reactie hierop heeft de overheid nieuw beleid opgezet: Beleidsvernieuwing Bodemsanering.

Beleid internationaal

De Europese Commissie heeft een strategie voor 'bodembescherming' ontwikkeld. Hieronder vallen bodemverontreiniging en -verzuring en ook aantasting van de bodem door luchtvervuiling (depositie). Het verlies aan bodem als hulpbron (door erosie, massaverplaatsingen, overstroming, verzilting en verharding) is op Europees niveau ook een belangrijk onderwerp. Op Europees niveau wordt aandacht besteed aan de lokale en diffuse bodemverontreiniging en de voortgang van de bodemsanering door het European Environment Agency (EEA).

Beleid bodemsanering Nederland

In de Interim-wet Bodemsanering uit 1983 was het uitgangspunt om het probleem van de historische bodemverontreiniging door stortlocaties in een beperkte periode (van circa tien jaar) op te lossen. Gaandeweg bleek het probleem groter en financieel omvangrijker dan was gedacht, doordat ook binnensteden en voormalige en bestaande bedrijfsterreinen verontreinigd bleken te zijn. Gezien dit nieuwe perspectief, de druk op de beschikbare ruimte in Nederland en het probleem van de voortgaande verspreiding van stoffen uit de verontreinigde locaties is een nieuw beleid opgezet: Beleidsvernieuwing Bodemsanering (BEVER) (VROM, 2001a; Regiegroep Bever, 2001). Dit is er op gericht om gebruikmakend van de opgedane ervaring een versnelde kosteneffectieve en functiegerichte aanpak te realiseren met medefinanciering van belanghebbenden. Om beter zicht te krijgen op het totale aantal te saneren locaties is een systematisch landsdekkend onderzoek opgestart naar het voorkomen van bodemverontreiniging.

Uitgangspunten beleid

In het 3e en 4e Nationaal Milieubeleidsplan (VROM, 1997 en 2001b) heeft de overheid de volgende uitgangspunten voor de aanpak van bodemverontreiniging geformuleerd:

  • De omvang van alle bodemverontreiniging moet landsdekkend in beeld worden gebracht voor 2005. Begin 2004 wordt het onderdeel afgerond dat op basis van een inventarisatie van historische bodemverontreinigende activiteiten een beeld geeft van de totale werkvoorraad van te saneren locaties.
  • In 2023 moet de historische ernstige verontreiniging gesaneerd zijn, dan wel beheersbaar gemaakt.
  • Nieuwe bodemverontreiniging, dat wil zeggen grotendeels ontstaan na 1987, moet direct ongedaan worden gemaakt.

Beleidsinstrumenten

De functiegerichte aanpak van BEVER wordt mogelijk gemaakt door een nieuwe formulering van bodemgebruikswaarden (BGW) en saneringsdoelstellingen. Ook is een deel van het overheidsbudget voor bodemsanering nu direct gekoppeld aan het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV).Er zijn afspraken gemaakt in de vorm van convenanten tussen grootsaneerders en de overheid, bijvoorbeeld voor de Nederlandse Spoorwegen (SBNS) en voor benzineservicestations (SUBAT). Er is ook een programma voor Staatseigendommen opgesteld.De sanering van bodemverontreiniging die grotendeels (meer dan 20%) na 1975 is ontstaan moet door de vervuiler worden betaald. Weigering van de aanpak van bodemverontreiniging kan uitmonden in een bevel tot onderzoek, beveiliging of sanering. Maar na de Beleidsvernieuwing Bodemsanering worden zonodig bij voorkeur instrumenten ingezet zoals cofinanciering, een kredietregeling of een draagkrachtregeling (bij dreigend faillissement door bodemsaneringkosten). In 2002 is bovendien een (interim) Bedrijvenregeling van kracht geworden (VROM, 2001c). Deze koppelt een saneringsplicht voor bedrijven aan een subsidierecht.Sommige provincies hebben daarnaast regionale ondersteunende fondsen (Gelderland, Zuid-Holland, Friesland).

Kosten Bodemsanering

Er is berekend dat het overheidsbudget (beschikbaar via de Wet bodembescherming en de Investeringsregeling Stedelijke Vernieuwing) slechts één kwart van de kosten van de totale bodemsaneringoperatie kan dekken. Het overige driekwart van de kosten moet door de markt worden opgebracht. De overheidsgelden zouden in totaal viermaal zoveel gelden moeten genereren, de zogenaamde multiplier van vier.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
08
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03

Referentie van deze webpagina

CLO (2003). Bodemkwaliteit en bodemverontreiniging: beleid (indicator 0257, versie 04, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.