Toegevoegde waarde circulaire economie, 2001-2022

Om ons grondstofverbruik, onze afvalproductie en de milieu-impact van de Nederlandse economie te verminderen wordt volgens verschillende (R-)strategieën gewerkt aan de transitie naar een circulaire economie. De toegevoegde waarde van de circulaire economie bedroeg in 2022 zo’n 40 miljard euro. Dat is toegevoegde waarde gegenereerd met economische activiteiten die gelinkt kunnen worden aan één van de verschillende R-strategieën. 

Toegevoegde waarde circulaire economie in Nederland

De R-strategieën, ook wel de R-ladder genoemd, zijn circulariteitsstrategieën die bijdragen aan het verminderen van het gebruik van primaire abiotische grondstoffen. Hieronder vallen: (R1) rethink (heroverwegen), (R2) reduce (verminderen), (R3) re-use (hergebruik), (R4) repair (repareren) en (R5) recycle (materialen hergebruiken). Voor circulariteitsstrategieën die hoger op de ladder staan zijn als vuistregel minder materialen nodig, waardoor de milieudruk door grondstoffengebruik wordt voorkomen. Hiermee geeft de ladder een prioriteitsvolgorde van hoog naar laag. Met andere woorden: strategieën hoger op de ladder besparen in beginsel meer grondstoffen, waardoor milieudruk wordt voorkomen. Niet alle circulaire activiteiten kunnen worden geïdentificeerd, meer informatie hierover is te vinden in het methoderapport. De toegevoegde waarde is gegenereerd met economische activiteiten die gelinkt kunnen worden aan één van de verschillende R-strategieën. 

In 2022 bedroeg de toegevoegde waarde van de circulaire economie in Nederland 40 miljard euro. Het grootste deel van de toegevoegde waarde, 20 miljard euro, is gerelateerd aan reparatie-activiteiten (R4-repair) variërend van het repareren van consumentenartikelen zoals wasmachines en mobieltjes tot aan industriële apparatuur en vliegtuigen. Daarnaast is een groot deel van de toegevoegde waarde, bijna 14 miljard euro, gerelateerd aan het recyclen (R5-recycle) van materialen uit afval. Ook de afvalinzameling en -verwerking, en waterzuivering horen hierbij. De resterende toegevoegde waarde, bijna 7 miljard euro, is gerelateerd aan het hergebruik (R3-re-use) van producten, zoals tweedehands winkels en Marktplaats, en het slimmer, efficiënter (R1-rethink) en duurzamer omgaan met hulpbronnen. Denk hierbij aan de digitalisering van diensten, zoals digitale kranten, en de verhuur van producten zoals deelauto’s. Ondanks de groei van toegevoegde waarde in absolute zin, is echter geen teken van een versnelling van de circulaire economie transitie de laatste jaren, omdat de totale toegevoegde waarde in Nederland harder is gegroeid.

Ontwikkeling toegevoegde waarde circulaire economie in Nederland

Tussen 2001 en 2022 is de toegevoegde waarde van de circulaire economie bijna verdubbeld, van 21 miljard euro naar 40 miljard euro. De toegevoegde waarde van zowel de reparatie-activiteiten (een stijging van 75 procent) als recycling (een stijging van bijna 150 procent) is met ruim 8 miljard euro gestegen. Relatief gezien zit de grootste stijging bij de categorie ‘duurzaam omgaan met hulpbronnen’, die sinds 2001 meer dan verdubbelde. Deze stijging zit onder meer bij de biologische landbouw, maar in absolute euro’s is dit met bijna 2 miljard euro maar een beperkt deel van de totale toegevoegde waarde. Ook bij de overige R-strategieën, zoals hergebruik (R3-re-use), minder gebruik (R2-reduce) en het slimmer en efficiënter omgaan met hulpbronnen (R1-rethink) is de toegevoegde waarde gestegen, maar minder sterk.

In de meest recente jaren is er in 2020 sprake van een “coronadip” in circulaire toegevoegde waarde (net als de totale toegevoegde waarde in Nederland), maar sindsdien is deze weer gegroeid. Tussen 2020 en 2022 vond de grootste groei in toegevoegde waarde plaats bij R5-Recycle (+3,5 miljard euro), voornamelijk door de groothandel in afval en schroot, gevolgd door particuliere milieudienstverlening en overige milieuactiviteiten van de overheid. De tweede grootste stijging  was te zien bij R4-Repair (+2,0 miljard euro), vooral door onderhoud van machines, apparatuur, auto’s en motoren. Daarentegen daalde de bijdrage van de reparatie van verhuur en lease van voertuigen. Verder is er tussen 2020 en 2022 een stijging bij duurzaam omgaan met hulpbronnen (+300 miljoen euro), voornamelijk door biologische landbouw. Er waren echter ook dalingen in toegevoegde waarde tussen 2020 en 2022. Bij R1-Rethink was de daling 400 miljoen euro, voornamelijk door de verhuur en lease van auto’s en overige roerende goederen, en bij R3-Reuse 100 miljoen euro, voornamelijk door een daling bij de verkoop van tweedehandsauto’s.

Aandeel toegevoegde waarde circulaire economie in Nederland

Hoewel de totale toegevoegde waarde in de circulaire economie sinds 2001 is gestegen, is het aandeel ervan in het Nederlandse bbp sinds 2001 juist gedaald: van 4,4 naar 4,2 procent in 2022. Dit komt doordat de Nederlandse economie sinds 2001 ook is gegroeid. Het aandeel van de circulaire economie fluctueert door de jaren heen, bereikte in 2017 een hoogtepunt op 4,5% van het bbp en is sindsdien gedaald. 

Na de corona-dip is de toegevoegde waarde van de gehele economie harder gegroeid dan die van de circulaire activiteiten. Hierdoor is het aandeel van zowel de toegevoegde waarde als de  productiewaarde van de circulaire economie binnen de totale Nederlandse economie afgenomen. Ondanks de groei van toegevoegde waarde in absolute zin, laten de relatieve macro-economische cijfers geen versnelling zien van de circulaire economie transitie. 

Onderliggend zijn er verschillende ontwikkelingen waarneembaar. Zo is het aandeel van recycling (R5-recycle) in de toegevoegde waarde sinds 2019 gestegen terwijl de aandelen van hergebruik (R3-re-use), reparatie-activiteiten (R4-repair) en het slimmer en efficiënter omgaan met grondstoffen (R1-rethink) juist zijn gedaald. 

Internationale vergelijking

Internationaal gezien is het aandeel toegevoegde waarde van de circulaire economie in Nederland laag (1 procent)[1]. Het EU-gemiddelde ligt rond de 2,1 procent, en alleen in Griekenland is dit aandeel lager, met 0,5 procent. Eurostat publiceert alleen het totale aantal circulaire banen en maakt geen onderscheid naar R-strategie of bedrijfstak (SBI). Hierdoor is het niet mogelijk om een uitgebreidere analyse te maken van de oorzaken van  de verschillen, of  om zicht te krijgen op welke circulaire activiteiten Nederland achterblijft. 

Daarnaast blijkt uit de internationale vergelijking op basis van Eurostat-cijfers dat het aandeel toegevoegde waarde in het bbp in Nederland al jarenlang constant is rond de 1,1 procent. In de EU-27 is deze gestaag gestegen van 1,5 procent in 2005 naar 2,1 procent in 2021. De trends van EU-landen verschillen sterk. Zo liet Ierland een daling zien van 6,3 procent in 2015 naar 2,9 procent in 2021, terwijl Litouwen een stijging laat zien van 0,8 procent in 2015 naar 1,8 procent in 2021. 


[1] De Europese cijfers worden berekend volgens een internationaal standaard die een internationale vergelijking mogelijk maakt. Het CBS hanteert echter een eigen methodiek waarin meer circulaire activiteiten worden meegenomen. Hierdoor wijken beide methoden af en zijn deze niet goed vergelijkbaar. 

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven

Toegevoegde waarde circulaire economie

Omschrijving

De toegevoegde waarde gerelateerd aan circulaire activiteiten in de Nederlandse economie.

Verantwoordelijk instituut

CBS

Berekeningswijze

Informatie over de berekeningswijze van de gegevens is te vinden via onderstaande tabel, zie tabbladen ‘Toelichting’ en ‘Methode’: 
Economische indicatoren circulaire economie_2001-2022  (CBS.nl, Excel-bestand)

Basistabel

Economische indicatoren circulaire economie_2001-2022  (CBS.nl, Excel-bestand)

Geografische verdeling

Nederland en EU-landen

Verschijningsfrequentie

Tweejaarlijks

Betrouwbaarheidscodering
Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representa-tiviteit van de gegevens vrijwel volledig is.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CLO (2024). Toegevoegde waarde circulaire economie, 2001-2022 (indicator 3006, versie 01, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.