Zoogdieren van de Habitatrichtlijn, 1992-2022

Op grond van de EU Habitatrichtlijn (HR) hebben veel zoogdieren in Nederland een beschermde status. Dit betreft zowel land- en zoetwaterzoogdieren als vleermuizen en zeezoogdieren. Over de laatste 12 jaar nemen de meeste soorten toe, maar de staat van instandhouding is voor de meerderheid van soorten nog ongunstig.

Habitatrichtlijn

De Habitatrichtlijn van de Europese Unie is bedoeld om de biodiversiteit in stand te houden door de wilde flora en fauna en hun habitats te beschermen. Daartoe moeten de lidstaten speciale beschermingsgebieden (Natura 2000-gebieden) inrichten en bepaalde planten- en diersoorten en habitats beschermen. De lidstaten rapporteren elke zes jaar hoe de soorten en habitats er voor staan door na te gaan in hoeverre deze een gunstige staat van instandhouding hebben bereikt. Voor de beoordeling van de staat van instandhouding wordt gebruik gemaakt van informatie over de populatieomvang van de soorten, de verspreiding daarvan, de kwaliteit van hun habitat en veranderingen daarin.

De Europees beschermde HR-soorten staan in bijlage II, IV en V van de Habitatrichtlijn (zie de link naar de Europese Habitatrichtlijn). Nederland rapporteert over zeven soorten land- en zoetwaterzoogdieren, vijftien soorten vleermuizen en vier soorten zeezoogdieren. Bij de laatste rapportage in 2019, werd de staat van instandhouding voor slechts zeven van de 26 soorten beoordeeld als gunstig. Eveneens zeven soorten kregen het oordeel ongunstig en acht soorten kregen het oordeel matig ongunstig. Van vier soorten was onvoldoende informatie voorhanden om de staat van instandhouding te beoordelen.

Bij de beoordeling van de Rode Lijst status van deze HR-soorten in 2020 werden negen soorten aangemerkt als bedreigd.

Trends van zoogdieren

De trends van de zoogdiersoorten zijn over het algemeen gunstiger dan de staat van instandhouding. De beschermingsmaatregelen voor soorten lijken daarmee effect te sorteren, maar de situatie voor de soorten is per soort zeer verschillend. Ook bij een positieve trend kan de populatie of het leefgebied te klein zijn om de staat van instandhouding als gunstig te beoordelen. 

Land- en zoetwaterzoogdieren

Hazelmuis 

De hazelmuis is landelijk beschermd op grond van HR bijlage IV. Hazelmuizen komen in ons land echter alleen nog voor op de vochtige löss-leembodems in structuurrijke bossen in het uiterste zuidoosten van Limburg, met name in bramenrijk struweel van de bosranden. Het verspreidingsgebied van de hazelmuis is in de vorige eeuw sterk gekrompen, doordat geschikte braamrijke bosrandvegetaties verdwenen. De overgebleven restanten zijn sterk versnipperd. De populatie werd in de in 2020 opgestelde Rode Lijst geschat op 325 voortplantende dieren. Hazelmuizen bouwen in het najaar karakteristieke nesten in struweelranden. Het aantal en de locatie van deze nesten geeft een goed beeld van de populatie en de verspreiding. Na een aanvankelijke daling van het aantal nesten in de negentiger jaren, was tot 2014 sprake van een sterk herstel. Sindsdien is het aantal nesten echter weer dalend. Het aanvankelijke herstel wordt toegeschreven aan de getroffen maatregelen, zoals kleinschalig bosrandenbeheer, die zijn uitgevoerd in het kader van het provinciale soortenbeleid. Voor de recente afname is geen oorzaak bekend. Ook in de jaren dat de hazelmuis toenam, heeft vestiging in nieuwe gebieden niet of nauwelijks plaatsgevonden en de staat van instandhouding is nog zeer ongunstig.

Noordse woelmuis

De in Nederland voorkomende Noordse woelmuis betreft een ondersoort die uitsluitend in ons land voorkomt. De soort staat in HR bijlage II en IV en wordt in de Habitatrichtlijn aangeduid als prioritaire soort, waarvoor bij beschermingsmaatregelen en vergunningverlening bijzondere aandacht nodig is. De soort leeft in moerassige gebieden en drassige graslanden. Hij is tegenwoordig verspreid over vijf regio’s: het Deltagebied, Texel, Friesland, Noord-Holland midden en het Zuid-Hollandse plassengebied. Op grond van de vermelding op HR bijlage II zijn er 22 Natura 2000-gebieden voor bescherming van deze soort aangewezen. 

De Noordse woelmuis is sterk achteruitgegaan doordat zijn leefgebied verdween door intensive landbouw, verdroging en het verdwijnen van moerasgebiedjes en doordat andere woelmuissoorten zijn leefgebied koloniseren en hem wegconcurreren. In alle regio’s is de verspreiding van de soort gekrompen en de resterende populaties zijn vaak geïsoleerd van elkaar. Over de gehele periode vanaf 1995 is er sprake van een afname in het aantal kilometerhokken waarin de soort voorkomt. Sinds 2010 lijkt de afname sneller te gaan. De staat van instandhouding is zeer ongunstig.

Bever

De bever staat in HR bijlage II en IV. Bevers kwamen tot aan het begin van de 19e eeuw algemeen in Europa voor. Ook in ons land waren zij kenmerkende oeverbewonende zoogdieren. Zij werden sterk bejaagd voor pels en vlees. In 1826 werd de laatste bekende bever in ons land langs de IJssel gedood. Omstreeks 1900 was de bever bijna geheel uit Europa verdwenen. Enkele kleine populaties bleven over, onder andere langs de Elbe in Duitsland en de Rhône in Frankrijk. 

Nadien is de bever door beschermende maatregelen en herintroducties in veel landen weer teruggekeerd. In Nederland zijn in 1988 in de Biesbosch bevers uitgezet, later gevolgd door uitzettingen in de Gelderse Poort, langs de Nederrijn, in Limburg, Drenthe en Groningen. Op basis van verspreiding op het niveau van kilometerhokken vertoont de beverpopulatie in Nederland sinds 1988 een gestage en sterke groei. Ook in de laatste jaren is dat het geval. De staat van instandhouding werd in 2019 nog als matig ongunstig beoordeeld. Maar voor de in 2020 verschenen Rode Lijst werd het aantal bevers op 1500 dieren geschat en daarom wordt de bever als thans niet meer bedreigd beschouwd. 

Otter

De otter staat in HR bijlage II en IV. Omstreeks 1900 kwamen otters nog in het hele land voor. Door bejaging, verkleining van de leefgebieden en strenge winters nam het aantal otters decennialang sterk af. Ook vermindering van schuilmogelijkheden door kanalisering van waterlopen, door hoge sterfte in visfuiken en door het verkeer en door watervervuiling met o.a. PCB’s en dioxinen nam de populatie af. Eind jaren ‘80 werd voor het laatst een dode otter in Friesland gevonden en tot 1992 werden er sporen waargenomen. 

Nadat de otter was verdwenen, is langs twee sporen gewerkt aan zijn terugkeer. Enerzijds is gewerkt aan verbetering van het leefgebied en wegnemen van risicofactoren. Anderzijds is een herintroductieprogramma opgesteld, omdat een natuurlijke terugkeer niet werd verwacht. In de periode 2002-2009 zijn in de laagveengebieden van Zuidoost-Friesland en Noordwest-Overijssel 31 otters uitgezet. De uitgezette dieren waren aanvankelijk afkomstig van wildvang uit Oost-Europa en daarna afkomstig uit dierparken. Sindsdien groeit de populatie, zoals ook te zien is aan de meldingen van ottersporen uit steeds meer kilometerhokken (zie tevens de indicatorpagina ‘Otter’). Wel zijn er nog steeds risico’s van inteelt en vallen er nog veel slachtoffers door verkeer en in visfuiken. De staat van instandhouding werd in 2018 nog beoordeeld als zeer ongunstig. Maar voor de in 2020 verschenen Rode Lijst werd het aantal otters geschat op 360 en daarmee wordt de otter sinds 2020 als thans niet meer bedreigd beschouwd.

Hamster

De hamster staat in HR bijlage IV. Eind jaren negentig van de vorige eeuw leek het verdwijnen van de hamster uit Nederland onontkoombaar. Sinds 2002 zijn herhaaldelijk hamsters uitgezet in het wild en beschermingsmaatregelen getroffen. Deze herintroducties hebben geleid tot behoud van de hamster in Nederland, maar de populatie is nog steeds klein en kwetsbaar. Zie verder:

Bunzing

De bunzing staat in HR bijlage V. Hij komt, met uitzondering van de Waddeneilanden, in heel Nederland voor, maar nergens in grote aantallen. De totale populatie werd voor de Rode Lijst  in 2020 geschat op ca. 10,000 individuen. Vanwege de verborgen levenswijze zijn maar beperkt gegevens beschikbaar over de trendontwikkeling. Veel waarnemingen van de bunzing betreffen verkeersslachtoffers. Maar bunzingen komen ook regelmatig in vangmiddelen voor muskusratten terecht of vallen ten prooi aan gif ter bestrijding van ratten en muizen. Gegevens uit het meetnet Dagactieve Zoogdieren wijzen op een achteruitgang sinds 1997. De trend over de laatste 12 jaar is onzeker. De bunzing heeft een matig ongunstige staat van Instandhouding en staat als kwetsbaar vermeld op de Rode Lijst Zoogdieren. 

Overige landzoogdieren

Ook de boommarter staat in HR bijlage V. Van deze soort is nog geen betrouwbare trendschatting voorhanden. Over enkele andere in Nederland voorkomende landzoogdieren wordt (nog) niet gerapporteerd omdat deze te incidenteel of niet lang genoeg voortplantend in het wild in Nederland voorkomen. Het betreft de Euraziatische lynx (bijlage II), wilde kat (bijlage IV) en de wolf (bijlage II, IV en V). De wisent (bijlage II en IV) is in 2007 als grote grazer op enkele omheinde locaties in Nederland geherintroduceerd maar komt daarbuiten niet voor.

Vleermuizen

Alle soorten vleermuizen staan op de Habitatrichtlijn. Naast de 15 soorten waarover wordt gerapporteerd, komen incidenteel nog enkele andere soorten in Nederland voor: Bechsteins vleermuis, kleine dwergvleermuis en mopsvleermuis: Vanwege de verborgen levenswijze kunnen trends van vleermuizen niet voor alle soorten worden bepaald. Zie verder voor trends van de soorten:

Zeezoogdieren

Bruinvis (bijlage II en IV), gewone zeehond (bijlage II, V) en grijze zeehond (bijlage II, V) hebben alle drie een matige staat van instandhouding. De aantallen nemen echter toe. De overige zeezoogdieren op de Habitatrichtlijn zijn gewone dolfijn (bijlage IV), tuimelaar (bijlage II, IV), witflankdolfijn (bijlage IV) en witsnuitdolfijn (bijlage IV). De aantals­ontwikkelingen hiervan in de Nederlandse Noordzee zijn nagenoeg onbekend.

Bronnen

  • Broekhuizen, S., K. Spoelstra, J. Thissen, K. Canters en J. Buys (red) (2016). Atlas van de Nederlandse zoogdieren. Natuur in Nederland 12. Nauralis Biodiversity Center & EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongewervelden, Leiden.
  • Jansman, H.A.H., G.A de Groot, M.E.A. Broekmeyer & D.R. Lammertsma (2016). Status Bever in Nederland. Kaders om te komen tot bevermanagement. Wageningen Environmental Research, Wageningen-UR, https://edepot.wur.nl/498082.
  • Janssen, J.A.M. en J.H.J. Schaminée (2008). Europese natuur in Nederland. Soorten van de Habitatrichtlijn. KNNV Uitgeverij, Utrecht.
  • Kuiters, A., D. Lammertsma, H. Jansman en H. Koelewijn (2012). Status van de Nederlandse otterpopulatie na herintroductie. Kansen voor duurzame instandhouding en risico’s van uitsterven. Alterra-rapport 2262, WUR. 
  • Norren, E. van, J. Dekker en H. Limpens, (2020). Basisrapport Rode Lijst Zoogdieren 2020 volgens Nederlandse en IUCN-criteria. Rapport 2019.026. Zoogdiervereniging, Nijmegen.

Technische toelichting

Naam van het gegeven

Zoogdieren van de Habitatrichtlijn

Omschrijving

Trend van de zoogdieren van de Habitatrichtlijn

Verantwoordelijk instituut

Centraal Bureau voor de Statistiek

Berekeningswijze

Gegevens over de hazelmuis zijn ontleend aan het meetprogramma voor hazelmuizen van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM). Daarin wordt het aantal nesten geteld. Op basis daarvan zijn jaarlijkse indexcijfers bepaald met Poisson regressie (software TRIM; Methode indexcijfers (TRIM)). 

 

Noordse woelmuisdata komen uit het NEM-braakballen meetprogramma. Daarmee zijn indexcijfers over verspreiding (het aantal bezette kilometerhokken) berekend met occupancy modellen (Van Strien et al., 2015). De trends in verspreiding worden gezien als een benadering van de trend in populatie-aantallen.

 

Aanvankelijk werden de aantallen bevers en otters integraal geteld, maar dat is niet meer haalbaar nu ze over een groot gebied voorkomen. Daarom wordt het aantal 1 km x 1 km hokken per jaar bijgehouden waarin sporen van de soorten zijn aangetroffen. Met behulp van TRIM zijn hiermee indexcijfers bepaald. Dit verspreidings­onderzoek valt inmiddels onder het NEM.

 

Hamsters worden geteld door Alterra/Radboud Universiteit Nijmegen, gecombineerd met de jaarlijkse monitoring van de provincie Limburg. Zie verder Herintroductie hamster

 

Over de jaren heen is een smoothing algoritme toegepast om flexibele trends te bepalen voor elke individuele soort (Soldaat et al., 2017).

Basistabel

Niet van toepassing

Geografische verdeling

Nederland

Andere variabelen

Geen

Verschijningsfrequentie

Tweejaarlijks

Achtergrondliteratuur

CBS (2021). Meetprogramma’s voor flora en fauna. Kwaliteitsrapportage NEM over 2020. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag.

Soldaat, L., J. Pannekoek, R. Verweij, C. van Turnhout en A. van Strien (2017). A Monte Carlo method to account for sampling error in multi-species indicators. Ecological Indicators 81: 340-347.

Strien, A., D. Bekker, M. La Haye en T. van der Meij (2015). Trends in small mammals derived from owl pellet data using occupancy modelling. Mammalian Biology 80: 340-346.

Betrouwbaarheidscodering

B. Schattingen van de trend in populatie-aantal (hazelmuis, hamster) zijn gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is.

C. Schattingen van de trend in verspreiding ( noordse woelmuis) zijn gebaseerd op niet-gestandaardiseerde metingen die met een toegesneden statistische methode zijn geanalyseerd.

D. Schattingen van de trend in het aantal hokken waaruit de soort is gemeld, gebaseerd op een waarnemingen van de soorten (bever en otter) zonder statistische correctie voor het verschil in meetinspanningen tussen jaren. 

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
04
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
03
versie‎
02
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CLO (2024). Zoogdieren van de Habitatrichtlijn, 1992-2022 (indicator 1555, versie 04, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.