Begrazing in natuurgebieden

Begrazing in natuurgebieden

U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.

De indicator 'Begrazing in natuurgebieden' is vervallen, omdat er sinds 2005 geen gegevens beschikbaar zijn gekomen

De laatste jaren is de oppervlakte aan begraasde natuurterreinen sterk toegenomen.

Ontwikkeling

Steeds vaker worden natuurterreinen begraasd door wilde rassen van runderen en paarden en schapen. De laatste jaren laten een geleidelijke toename zien van het aantal hectaren natuurterrein dat door runderen, paarden, schapen of geiten begraasd wordt, van iets meer dan 10.000 ha in 1970 tot meer dan 65.000 in 2002. Het meest gebruikelijk is een combinatie van twee of meer categorieën. Wat betreft het aantal dieren staan schapen aan de top (56%), wat betreft het aantal terreinen staan runderen (47%) bovenaan. Beide al dan niet in combinatie met andere dieren.
Verschillende rassen runderen, paarden, schapen en geiten worden ingezet, waaronder enkele zeldzame en bedreigde huisdierrassen. De vijf meest gebruikte zijn Schotse hooglander (rund, 22%), Galloway (rund, 10%), Konik (paard, 9%), Drents heideschaap (8%) en Schoonebeker (4%).
Het doel is begrazing als natuurlijk proces in de natuurgebieden terug te brengen, waar de van nature voorkomende (grote) grazers vrijwel uit verdwenen zijn. Door deze begrazing krijgt het landschap een meer open karakter, wordt verder dichtgroeien van heide en duinen voorkomen en onstaat er meer variatie in de structuur van de vegetatie. Soorten van meer open begroeiingen krijgen daardoor meer kansen. Echter ook de kostenfactor speelt een rol bijvoorbeeld omdat de begrazing het jaar rond minder kostbaar is dan het kort houden van de begroeiing door machinaal maaien en afvoeren.
Of begrazing in alle gevallen leidt tot een grotere diversiteit en herstel en ontwikkeling van een grotere natuurwaarde, hangt sterk af van allerlei andere factoren, zoals de uitgangssituatie en de omvang van de begraasde terreinen.
Het meest succesvol zijn tot nu toe de projecten langs de grote rivieren, in de kustduinen en bij het herstel van kalkhellinggraslanden geweest. Echter op de hogere zandgronden, waar veel oude cultuurlandschappen liggen vallen de resultaten tegen. Vooral de begroeiingen waar van ouds de dynamiek door de mens van groot belang was voor de soortendiversiteit, leidt een omschakeling naar een meer extensief beheer met grote grazers soms tot verlies aan soortendiversiteit.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
De gegevens zijn het resultaat van een enquête in 2002/2003 gehouden onder beheerders van natuurterreinen. De terreinen hebben een begraasde oppervlakte van minimaal 5 ha.
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CLO (2005). Begrazing in natuurgebieden (indicator 1396, versie 01, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.