Areaal en ontwikkeling van kwelders en schorren, 1800 - 2020

Nederland heeft een grote verantwoordelijkheid voor het behoud van kwelders en schorren in zowel oppervlak als kwaliteit. Door waterstaatkundige ingrepen is het areaal kwelders en schorren sinds de tweede helft van de 20e eeuw sterk afgenomen. Natuurlijke aangroei en actief herstel hebben geresulteerd in een lichte toename van het areaal. Desondanks worden de kwelders en schorren bedreigd door veroudering, bodemdaling en zeespiegelstijging. Gericht sturen op het samenspel van fysische en ecologische processen maakt gedeeltelijke compensatie van deze bedreigingen mogelijk.

Kwelders en schorren: verschillende namen voor hetzelfde dynamische systeem

Kwelders en schorren zijn verschillende regionale namen voor opgeslibde gronden (aanwassen) in de getijdezone. Schor is de naam die in Zuidwest-Nederland wordt gebruikt, kwelder is de benaming in Noord-Nederland. Schorren en kwelders zijn dynamische systemen, die van nature ontstaan door de vestiging van pionierplanten op zand en slibplaten in het getijdegebied. Door opslibbing en plantengroei groeit het schor en komt het uiteindelijk boven het hoogwaterniveau uit. Tijdens dit proces ontstaan verschillende vegetatiezones, elk met enkele karakteristieke plantensoorten. Na een periode van 15 tot 70 jaar heeft de successie van zoutplanten een soortenarme climax van zeekweek bereikt. In het ideale geval is het proces cyclisch; door kliferosie verdwijnt het oude schor waarna door nieuwe aanwas de jonge stadia terugkeren.

Meest dynamische natuurtype van Nederland en belangrijk broed- en foerageergebied

Kwelders en schorren hebben een grote ecologische en aardkundige betekenis. Door de actieve geomorfologische processen is het één van de meest dynamische natuurtypen van ons land. Drie kweldertypen zijn beschermd onder de Habitatrichtlijn. Dit zijn de habitattypen ‘Zilte pionierbegroeiingen’ (H1310), ‘Slijkgrasvelden’ (H1320) en ‘Schorren en zilte graslanden’ (H1330). De gebieden zijn ook zeer belangrijk als broed- of foerageergebied van veel vogelsoorten en zijn beschermd onder de Vogelrichtlijn. Wad- en zeevogels gebruiken de kwelders als rust-, voedsel- en broedgebied. Op de kwelders broeden onder andere lepelaars, eidereenden en scholeksters. Vanaf het najaar tot en met het voorjaar verblijven in het gebied veel eenden, rotganzen en steltlopers, zoals de rosse grutto, kanoet en bonte strandloper. Honderdduizenden vogels passeren de Waddenzee als ze van het zuiden naar het noorden trekken en andersom. Op de schorren rusten ze uit en eten ze zich vol voor de volgende etappe.

Areaalveranderingen in een dynamisch gebied

De Nederlands-Duits-Deense Waddenzee is met 900.000 ha verreweg het grootste aaneengesloten getijdenkustgebied in Europa. Hiervan bestaat 40.000 ha uit kwelders. Een kwart daarvan (10.000 ha) ligt in de Nederlandse Waddenzee en is hiermee de grootste aaneengesloten kwelder van Europa. De belangrijkste gebieden in Nederland liggen langs de Gronings-Friese kust en langs de zuidzijde van de Friese Waddeneilanden. De kwelders vormen hier geleidelijk overgangen van het land naar de Waddenzee. In de Dollard zorgt een estuariene gradiënt (geleidelijke overgang tussen zoet en zout water) voor een brakke kwelder. In de Zuidwestelijke Delta ligt het gebied Saeftinghe, dat met 3500 ha de grootste brakke kwelder van Nederland is. De overige schorren in de Zuidwestelijke Delta zijn veelal kleiner en liggen ruimtelijk meer verspreid.

Voorheen kwamen kwelders en schorren langs grote delen van de kust voor, inclusief de Zuiderzee. In de Waddenzee verdwenen door indijkingen grote arealen, waardoor in de westelijke Waddenzee nauwelijks kwelderareaal resteert. De huidige Gronings-Friese vastelandskwelders zijn het gevolg van kwelderwerken ten behoeve van landaanwinning. In de Zuidwestelijke Delta had de aanplant van Engels slijkgras rond 1920 een grote uitbreiding van het kwelderareaal tot gevolg. In de tweede helft van de 20e eeuw hebben diverse waterstaatkundige werkzaamheden ertoe geleid dat het areaal afnam. Afsluitingen van de zeegaten, inpolderingen en de verdieping van de vaargeul in de Westerschelde zorgen ervoor dat de uitbreiding van het areaal aan kwelders beperkt mogelijk is. 

Kwantiteit en kwaliteit van belang

Niet alleen het behoud van kwantiteit (areaal) is van belang, maar ook de kwaliteit (biodiversiteit). Een goede kwaliteit bestaat uit een evenwichtige verdeling van de verschillende kwelderzones (successiestadia) en stabiele of toenemende aanwezigheid van karakteristieke flora- en faunasoorten. Op natuurlijke kwelders treedt successie op door opslibbing. Begreppeling, met daardoor sterkere ontwatering, versnelt deze veroudering, terwijl beweiding het remt of zelfs de vegetatie verjongt. In de Zuidwestelijke Delta is het aandeel van de latere successiestadia hoger dan in de Waddenzee. Dit is vanaf 2009 toegenomen doordat het areaal van de kwelder is toegenomen. De lagekwelderzone en pionierzone zijn ongeveer gelijk gebleven in oppervlakte. In de Waddenzee nemen vooral op de eilanden de latere successiestadia door veroudering toe. Op de vastelandskwelders is de pionierzone toegenomen door uitbreiding van de kwelder en door het stoppen van begreppelen is er vernatting en verjonging van de vegetatie opgetreden. De bodemdaling door gaswinning op Ameland remt het proces van veroudering en zorgt voor regressie van de vegetatie; dit vindt vooral plaats op plekken waar de drainage slecht is en beweiding plaatsvindt. Langs de vastelandskust is de bodemdaling te gering om een effect te hebben.

Natuurlijke opslibbing en plantengroei maakt dat kwelders en schorren hoger worden. In de Waddenzee langs het vasteland en in de Westerschelde is de opslibbing 1-2 cm per jaar, waarmee het de zeespiegelstijging compenseert. Daardoor zijn voor deze kwelders en schorren geen nadelige effecten van zeespiegelstijging (of bodemdaling) te verwachten. Op de Waddeneilanden en in de Oosterschelde kunnen zeespiegelstijging (of bodemdaling) wel een bedreiging vormen. Dit komt doordat de opslibbingsnelheid minder dan een centimeter per jaar bedraagt. Daarnaast zal de opslibbing per locatie variëren, door de invloed van de aanwezige vegetatie. Een pionierzone met het eenjarige zeekraal, dat in de winter afsterft, kan bijvoorbeeld minder goed sediment vastleggen dan een pionierzone met het meerjarige Engels slijkgras.

Beleid voor behoud van de kwelders

De trilaterale samenwerking van Denemarken, Duitsland en Nederland ter bescherming van de Waddenzee vindt plaats vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw. Deze samenwerking heeft geleid tot trilaterale doelen voor behoud van het kwelderareaal en voor behoud en verbetering van de natuurkwaliteit door het nastreven van meer natuurlijkheid in kweldermorfologie. Vanaf 1999 wordt door deskundigen als onderdeel van het Trilaterale Monitoring and Assessment Programme (TMAP) om de zes jaar een Quality Status Report over de toestand van de Waddenzee geschreven, waarin o.a. de doelen worden getoetst. In 2024 is de laatste Quality Status Report gepubliceerd (Elschot et al. 2024).

 

De Nederlandse natuur wordt beschermd middels de Vogel- en Habitatrichtlijn, die hun uitwerking krijgen bij aanwijzing van soorten en/of habitattypen binnen de Natura 2000-gebieden. De kwelders en schorren in Nederland liggen in verschillende Natura 2000-gebieden: de Waddenzee, Westerschelde & Saeftinghe, Duinen Goeree en Kwade Hoek, en Oosterschelde. Daarnaast zijn kwelders ook meegenomen in de Kaderrichtlijn Water-doelen. 

In de (ontwerp)beheerplannen van deze gebieden staat omschreven wat de kernopgaven van het gebied zijn en hoe de Natura 2000-doelen kunnen worden gerealiseerd. Een van de kernopgaven voor de Waddenzee is bijvoorbeeld: behoud van habitattype H1330_A 'Schorren en zilte graslanden (buitendijks)’ met alle successiestadia, zoet-zoutovergangen, verscheidenheid in substraat en getijregime en mede als hoogwatervluchtplaats. De landelijke instandhoudingsdoelstelling van ‘Schorren en zilte graslanden (buitendijks)’ is: behoud verspreiding, behoud oppervlakte en verbetering kwaliteit. Dit habitattype verkeert in een matig ongunstige staat van instandhouding als gevolg van veroudering en verruiging van de kweldervegetatie. Voor een duurzaam behoud zijn maatregelen tegen verruiging van de vegetatie op kwelders en schorren noodzakelijk (oudere, soortenarme stadia nemen momenteel toe). Mogelijke maatregelen zijn het intensiveren van begrazing, variëren van begrazing, beperken geforceerde ontwatering en afgraven van verruigde kwelderdelen.

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven

Areaal en ontwikkeling van kwelders en schorren 1800-2020

Omschrijving

Oppervlakte kwelder/schor en aandeel ontwikkelingsstadia in de Zuidwestelijke Delta en in de Waddenzee

Verantwoordelijk instituut

Wageningen Marine Research (Marinka van Puijenbroek)

Berekeningswijze

De oppervlakten van de kwelders en de vegetatietypologie zijn onderdeel van de rapportageverplichtingen in het kader van nationale en internationale wetten en verdragen (TMAP, Wadden Sea Quality Status Report en Natura 2000).


De arealen zijn berekend op basis van historische kaarten en vegetatiekaarten. Het kwelderareaal van de Waddenzee in de periode 1600-2020 (bron data: periode 1600 t/m 1980 uit Dijkema et al. 1987, periode 1999-2020 gebaseerd op de VEGWAD-karteringen). Het schorareaal van Zuidwest-Nederland in de periode 1856-2020 (bron data: periode 1856 t/m 1995 uit Pluijm & de Jong 1998, periode 1999-2017 gebaseerd op de VEGWAD-karteringen).


RWS-CIV (Centrale Informatievoorziening van Rijkwaterstaat) maakt binnen het monitoringprogramma VEGWAD vegetatiekarteringen van alle kwelders in Nederland. Dit is gestart in 1980 en gebeurt met een roulerend systeem waarbij alle kwelders in Nederland eenmaal per zes jaar gekarteerd worden.


De vegetatiekaarten worden gemaakt door luchtfoto-interpretatie en een beschrijving van de vegetatiesoortensamenstelling in het veld. Met een classificatietabel wordt deze beschrijving omgezet in een vegetatietypologie en toegewezen aan SALT08-legenda classificatie. Door WMR word deze classificatie omgezet in de internationale TMAP-classificatie (Petersen et al., 2014). De veranderingen in de vegetatiekaarten worden gekwantificeerd in GIS. 

Basistabel

Historische kaarten en vegetatiekaarten

Geografische verdeling

Nederland

Verschijningsfrequentie

Elke 6 jaar

Achtergrondliteratuur
  • Dijkema, K. S. 1987. Changes in salt-marsh area in the Netherlands Wadden Sea after 1600. Pages 42-49 in A. H. L. Huiskes, C. W. P. M. Blom, and J. Rozema, editors. Vegetation between land and sea. Dr. W. Junk Publishers, Dordrecht.
  • Pluijm, A.M. van der & D.J. de Jong 1998. Historisch overzicht schorareaal in Zuid-west Nederland. Oppervlakte schorren in de jaren 1856, 1910, 1938, 1960, 1978, 1988, 1996. Rijkswaterstaat, Rijksinstituut voor Kust en Zee, Werkdocument RIKZ/OS-98-860: 19 p. + 63 kaarten.
  • Petersen, J., B. Kers, & M. Stock (2014). TMAP Typology of Coastal Vegetation in the Wadden Sea Area (32; WADDEN SEA ECOSYSTEM, Issue 32, p. 90). Common Wadden Sea Secretariat (CWSS). https://www.waddensea-worldheritage.org/resources/ecosystem-32-tmap-typ…
Opmerking

geen

Betrouwbaarheidscodering

B. Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
05
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
03
versie‎
02

Referentie van deze webpagina

CLO (2025). Areaal en ontwikkeling van kwelders en schorren, 1800 - 2020 (indicator 1230, versie 05, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.