Vogels van soortbeschermingsplannen, 1990-2011

U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.

Deze indicator is vervallen, omdat soortbeschermingsplannen geen onderdeel meer zijn van het Natuurbeleid.

Voor lepelaar, grauwe kiekendief, kerkuil, steenuil, patrijs en korhoen zijn afzonderlijke soortbeschermingsplannen gemaakt. Sinds 1990 gaan lepelaar, grauwe kiekendief en kerkuil vooruit. Patrijs, korhoen en steenuil gaan achteruit.

Lepelaar

Aan het eind van de negentiende eeuw broedden er in Nederland meer dan 1000 paren lepelaars. In de jaren zestig was de populatie ten gevolge van vergiftiging door gechloreerde koolwaterstoffen echter teruggelopen tot 150 broedparen. Vanaf de jaren tachtig nemen de aantallen geleidelijk weer toe. Vanaf 1987 worden de kolonies in het Naardermeer en Zwanenwater verstoord door predatie door de vos. Dat verlies aan broedparen is ruimschoots gecompenseerd nadat de lepelaars verhuisden naar nieuwe broedgebieden in de Oostvaardersplassen en op de Waddeneilanden.
Het soortbeschermingsplan uit 1994 beoogt het duurzame voortbestaan van de lepelaar in Nederland. Hiervoor moet de populatie groeien tot circa 1000 broedparen in 2010. Deze doelstelling is al gehaald sinds 1997, toen 1138 paren hebben gebroed. Een andere doelstelling is de uitbreiding van het aantal broedgebieden tot 15 à 20. Ook het aantal broedgebieden is inmiddels gegroeid, maar in een aantal gebieden huizen nog slechts één of enkele broedparen.

Grauwe kiekendief

In het begin van de twintigste eeuw waren er naar schatting minimaal 500 broedparen van de grauwe kiekendief. Vanwege het intensieve gebruik van het agrarische gebied waren er in de jaren tachtig nog maar enkele broedparen over. Door de braaklegregeling van akkers in Oost-Groningen als gevolg van een EU-maatregel in het begin van de jaren negentig kon de grauwe kiekendief weer uitgroeien tot rond de 30 broedparen. Het grootste deel van de Nederlandse populatie bevindt zich in de akkers van Oost-Groningen, onder ander in luzernevelden. Het soortbeschermingsplan van 2000 is gericht op groei van het aantal broedparen om uiteindelijk een populatie te verkrijgen die duurzaam in stand blijft. Daarbij wordt gedacht aan rond de 60 broedparen in piekjaren.

Kerkuil

Na het dieptepunt van nog geen 100 broedparen in 1963 is de kerkuil sterk vooruitgegaan. Na het uitkomen van het soortbeschermingsplan in 1996 is de soort nog verder vooruitgegaan. De kerkuil heeft sterk geprofiteerd van het ophangen van nestkasten door vrijwilligers. Ook het ontbreken van strenge winters in de laatste jaren was gunstig. In 2009 komen er naar schatting tussen de 1750 en 1900 broedparen voor.

Steenuil

Steenuilen nemen in Nederland sterk af ten gevolge van verlies aan broedplaatsen, zoals hoogstamboomgaarden, knotwilgen en oude stallen en verlies aan jachtgebied door intensivering van de landbouw. Vanaf 1970 is de soort landelijk met meer dan 50% afgenomen en de achteruitgang gaat tot dusver nog door. Uit verspreidingsgegevens van SOVON blijkt dat de steenuil in de drie noordelijke provincies en in het westen van het land het sterkst achteruit is gegaan. Het soortbeschermingsplan mikt op 12.000 broedparen (Plantinga, 1999). Het aantal geteld broedparen in 2009 is circa 2.000.

Patrijs

Patrijzen gaan al vanaf de jaren vijftig in het hele land achteruit. Vanaf het begin van de jaren zestig gerekend is de afname groter dan 90%. De belangrijkste oorzaken van de achteruitgang zijn het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de landbouw, schaalvergroting in de landbouw, zuivering van zaaizaad, veredeling van gewassen en de opkomst van de maïsteelt. Het soortbeschermingsplan uit 1991 had als doel om de levensgemeenschap van akkers in stand te houden, waarbij de patrijs een signaalfunctie vervulde. Het plan heeft de achteruitgang van patrijzen niet gestopt.

Korhoen

Het korhoen was in de negentiende eeuw zeer talrijk door het opkomen van de boekweitcultuur op de natte heideterreinen en hoogvenen. Het aantal korhoenders is echter in de twintigste eeuw drastisch achteruitgegaan: in 1941 werd het aantal hanen in Nederland op 5.000 tot 6.000 geschat, terwijl er anno 2002 nog slechts 8 over waren. De oorzaken van deze achteruitgang zijn gelegen in de afname van het areaal heide en vergrassing van de restanten. Vanwege het ontbreken van geschikt akkerland in de omgeving van de heide is de overleving van kuikens laag. Mogelijk heeft het korhoen ook te lijden onder inteelt. Het soortbeschermingsplan van 1991 heeft de achteruitgang niet gestopt.
In het Nationale Park De Hoge Veluwe zijn 7 september 2007 drie jonge korhoenders uit een groep van 30 in de vrije natuur uitgezet. De vogels zijn afkomstig van een fokprogramma dat voor deze (locale) herintroductie is opgezet.

Rode lijst

Alle bovenstaande soorten met uitzondering van de lepelaar staan op de Rode Lijst van vogels.

Bronnen

  • Bijlsma, R.G., F. Hustings en C.J. Camphuysen, C.J. (2001). Algemene en schaarse vogels van Nederland (Avifauna van Nederland). GMB Uitgeverij, Haarlem en KNNV Uitgeverij. Utrecht.
  • Boele, A., J. van Bruggen, A.J. van Dijk, F. Hustings, J. W. Vergeer. L. Ballering en C.L. Plate (2012). Broedvogels in Nederland in 2010. SOVON-rapport 2012/01. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen.
  • Dijk, A.J. van, M.J.T. van der Weide, S. Deuzeman, L. Dijksen, D. Zoetebier en C. Plate (2002). Kolonievogels en zeldzame broedvogels in Nederland in 2000 en 2001. SOVON-monitoringrapport 2002/03. SOVON Vogelonderzoek Nederland. Beek-Ubbergen.
  • Dijk, A.J. van, A. Boele, F. Hustings, K. Koffijberg en C.L. Plate (2010). Broedvogels in Nederland in 2008. SOVON-monitoringrapport 2010/01. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen.
  • LNV (1991). Herstelplan leefgebieden patrijs. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Den Haag.
  • LNV (1991). Soortbeschermingsplan korhoen. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Den Haag.
  • LNV (1996). Soortbeschermingsplan kerkuil. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Den Haag.
  • LNV (2000). Soortbeschermingsplan grauwe kiekendief. Directie Natuurbeheer. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Wageningen.
  • Ommering, G. van en J. Walter (1994). Soortbeschermingsplan lepelaar. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Den Haag.
  • Plantinga, J. (1999). Plan van aanpak steenuil. Actie Rapport Vogelbescherming Nederland. Vogelbescherming Nederland. Zeist.
  • Koks, B.J., K. van Scharenburg en E.G.Visser (2001). Grauwe Kiekendieven Circus pygargus in Nederland: balanceren tussen hoop en vrees. Limosa, 74: 121-136.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Vogels van soortbeschermingplannen
Omschrijving
Ontwikkeling van populatie van lepelaar, grauwe kiekendief, kerkuil, korhoen en patrijs
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek
Berekeningswijze
De gegevens zijn gebaseerd op het landelijke broedvogelmeetnet van het Netwerk Ecologische Monitoring en voor de kerkuil op gegevens van de Werkgroep Kerkuilen Nederland.
Basistabel
De index van de betrokken soorten met hun trend staan onder het tabblad afzonderlijke soorten onder Download figuurdata. De trend van de steenuil is niet in de grafiek opgenomen.
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Boele, A., J. van Bruggen, A. van Dijk, F. Hustings, J.-W. Vergeer en C.L. Plate (2011). Broedvogels in Nederland in 2009. SOVON-monitoringrapport 2011/01. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen.
Betrouwbaarheidscodering
Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representa-tiviteit van de gegevens vrijwel volledig is.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
09
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04

Referentie van deze webpagina

CLO (2013). Vogels van soortbeschermingsplannen, 1990-2011 (indicator 1075, versie 09, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.