Geurhinder: ernstige hinder, 1993-2003
U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.
Deze indicator is afgesloten. Informatie over geurhinder is te vinden in onderstaande indicatoren.
In 2003 ondervindt 13 procent van de Nederlandse bevolking in de woonomgeving ernstige hinder van stank van riolering.
Ernstige geurhinder (TNO-onderzoek)
Volgens het TNO vragenlijstonderzoek was in 2003 riolering de grootste bron van stank (Franssen et al., 2004); In 1993 was dat nog 6%. Waarschijnlijk komt dat doordat in die periode veel rioleringen zijn vernieuwd. Verder blijkt dat de ernstige hinder door fabrieken en bedrijven, wegverkeer, buren en agrarische bedrijven tussen 1993 en 2003 nauwelijks is veranderd. De resultaten van het gemeentelijk en provinciaal geurbeleid zijn gecompenseerd door de toename van het wegverkeer, industrie en de bevolking in die periode. Het percentage mensen dat door genoemde bronnen ernstig wordt gehinderd bedraagt respectievelijk 6, 5, 4 en 4 %.
Onderzoek naar geurhinder door CBS
Naast het TNO heeft ook het CBS een onderzoek waarin de bevolking naar de mate van geurhinder wordt geënquêteerd. De geurhinder cijfers van het CBS zijn niet zonder meer te vergelijken met die van het TNO. Het gaat om verschillende onderzoeken die elk een eigen definitie van hinder en brongroepen hanteren.
Beleidsdoel voor geurhinder
Het beleidsdoel uit het Tweede Nationale Milieubeleidsplan (NMP2) was, dat in het jaar 2000 maximaal 12 procent van de Nederlandse bevolking geurhinder zou ondervinden door wegverkeer en industrie, waarbij landbouw onder industrie wordt gerekend (VROM, 1993). Het percentage van 12 procent heeft betrekking op de geurhinder zoals vastgesteld door het CBS. Naast de doelstelling voor geurhinder in het jaar 2000, mag in het jaar 2010 geen ernstige geurhinder meer onder de Nederlandse bevolking voorkomen. Deze doelstelling heeft betrekking op de ernstige geurhinder, vastgesteld volgens de TNO-methode. In het NMP4 (VROM, 2001) zijn geen nieuwe doelen geformuleerd. De doelstelling voor 2010 voor ernstige hinder is gehandhaafd.
Bronnen
- Jong de R.G., J.H.M. Steenbekkers en H. Vos (2000). Hinder en andere zelf-gerapporteerde effecten van milieuverontreiniging in Nederland, Inventarisatie Verstoringen 1998. TNO-PG, Delft.
- Franssen, E.A.M., et al. (2004). Hinder door milieufactoren en de beoordeling van de leefomgeving in Nederland; inventarisatie verstoringen 2003. RIVM (rapport 815120001), Bilthoven en TNO-Inro (rapport 2004-34)
- VROM (1993). Nationaal Milieubeleidsplan 2. Ministerie van VROM, Den Haag.
- VROM (2001). Nationaal Milieubeleidsplan 4. Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid. Ministerie van VROM, Den Haag.
Relevante informatie
- VROM (1995). Brief aan de Tweede Kamer: Herziene nota stankbeleid, voorbereiding algemeen overleg stank, 31 januari 1995. Ministerie van VROM, Den Haag.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- -
- Omschrijving
- -
- Verantwoordelijk instituut
- -
- Berekeningswijze
- -
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- -
- Verschijningsfrequentie
- -
- Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Referentie van deze webpagina
CLO (2009). Geurhinder: ernstige hinder, 1993-2003 (indicator 0555, versie 01, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.