Nitraat in het bovenste grondwater omstreeks 2000 (kaart)
U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.
Deze indicator wordt niet meer geactualiseerd. Informatie over nitraat in het bovenste grondwater is te vinden in:
In zandgebieden en het lössgebied overschrijdt de nitraatconcentratie in het bovenste grondwater de norm (50 mg NO3- l-1) frequent. In klei- en veengebieden liggen de concentraties respectievelijk rond en ver onder de norm.
Nitraatconcentraties in bovenste grondwater van Nederland
Onder landbouw op zand en löss overschrijdt de nitraatconcentratie in het bovenste grondwater de norm (50 mg NO3- l-1) frequent. In kleigebieden liggen de concentraties vaak rond of onder de norm. In veengebieden liggen de concentraties meestal ver onder de norm. Onder landbouw zijn de nitraatconcentraties in het bovenste grondwater over het algemeen hoger dan onder bossen, vanwege de veel hogere nitraatbelasting via bemesting.
Het geografische beeld van de nitraatconcentraties in het bovenste grondwater van Nederland wordt mede bepaald door bodemopbouw en waterhuishouding. In het westen en noorden van Nederland bestaat de bodem voornamelijk uit (slecht doorlatende) veen en klei en daarom worden nutriënten (en andere stoffen) hoofdzakelijk afgevoerd naar het oppervlaktewater via afspoeling over het bodemoppervlak of uitspoeling via drainagebuizen. In het oosten en zuiden van Nederland bestaat de bodem vooral uit zand en daar spoelen nutriënten vooral naar het grondwater uit. In het zandgebied bestaat een onderscheid tussen de hoge en lage delen. In de lage delen, daar waar vanwege een slechte afwatering drainagebuizen en/of sloten voorkomen, zal een deel van de nutriënten naar het oppervlaktewater af- en uitspoelen. Voornamelijk in het noordelijk deel van Zuid-Limburg wordt nitraat na snelle passage van relatief ondiepe zand- en grindlagen boven ondoordringbare kleilagen naar het oppervlaktewater uitgespoeld. In het zuidelijke deel wordt ook nitraat naar het oppervlaktewater afgevoerd maar de concentraties zijn lager terwijl lokaal wel hoge concentraties worden waargenomen.
Beleid
De Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO), de Europese Unie (EU; Drinkwaterrichtlijn in 1980) en de Nederlandse overheid (Waterleidingwet) hebben voor nitraat een waarde van 50 mg/L vastgesteld als maximaal toelaatbaar risico (MTR)waarde voor water voor de menselijke consumptie. De EU Nitraatrichtlijn gaat ervan uit dat de MTR-waarde moet gelden voor al het water dat een mogelijke bron is voor de drinkwatervoorziening. Het gevolg is dat ook het grondwater in Nederland aan deze MTR-waarde dient te voldoen. Onderdeel van de EU Nitraatrichtlijn is een beperking van de hoeveelheid toegediende stikstof via dierlijke mest tot 170 kg/ha. Nederland gaf invulling aan de Nitraatrichtlijn via het mineralenaangiftesysteem (MINAS) en een systeem van mestafzetcontracten (MAO). Het huidige Nederlandse mestbeleid is echter in oktober 2003 door het Europese Hof van Justitie veroordeeld. MINAS zal daarom vanaf 2006 vervangen worden door een stelsel van gebruiksnormen voor zowel kunstmest als dierlijke mest.
Effecten van nitraat in het bovenste grondwater
Stikstofuitspoeling (waaronder nitraat) naar het grondwater bedreigt de kwaliteit van het drinkwater. In de lager gelegen zand-, klei- en veengebieden spoelt stikstof vooral uit naar het oppervlaktewater, waardoor het waterecosysteem (inclusief oevers) wordt bedreigd. In 1999 werd op elf pompstations de streefwaarde voor nitraat (25 mg/L) overschreden. Voor winningen in het Zuid Limburgse lössgebied geldt dat bij meerdere winningen de concentratie tussen 30 en 40 mg/L ligt. Bij twee pompstations zijn aanvullende zuiveringsmaatregelen nodig om de drinkwaternorm in het afgeleverde water niet te overschrijden (Willems et al., 2002).
Methodiek
Het RIVM volgt in de Nederlandse landbouwgebieden en bosgebieden de concentratie van nitraat in het neerslagoverschot (het uit de wortelzone uitspoelende water). In de veengebieden wordt nitraat gevolgd in slootwater, in de kleigebieden in drainwater en in de zandgebieden in de bovenste meter van het grondwater (via tijdelijke waarnemingsbuizen). In de lössgebieden wordt bodemvocht bemonsterd. De gemeten nitraatconcentraties worden gebruikt om een geografisch beeld te geven van nitraat in het recente neerslagoverschot. De nitraatconcentraties in het recente neerslagoverschot zijn beïnvloed door omgevingsfactoren zoals bodemgebruik, bodemtype, vegetatie etc. De gemeten nitraatconcentraties zijn met statische methoden aan deze omgevingsfactoren gerelateerd. De gevonden relaties zijn vervolgens gebruikt om voor heel Nederland de concentratie van nitraat te schatten.
Relevante informatie
- Boumans, L.J.M., G. van Drecht et al. (1998). Nitraat in het bovenste grondwater in de zandgebieden van Nederland; een geografisch beeld op basis van monitoringgegevens en een vergelijking met de resultaten van procesmodellen. RIVM (rapport 714801015), Bilthoven
- Willems, W.J., B. Fraters et al. (2002). Nutriënten in bodem en grondwater: kwaliteitsdoelstellingen en kwaliteit 1984-2000. RIVM (rapportnr. 718 201 004), Bilthoven.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- -
- Omschrijving
- -
- Verantwoordelijk instituut
- -
- Berekeningswijze
- -
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- -
- Verschijningsfrequentie
- -
- Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Referentie van deze webpagina
CLO (2005). Nitraat in het bovenste grondwater omstreeks 2000 (kaart) (indicator 0516, versie 01, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.