Inleiding geluidhinder: bronnen, beleid en maatregelen

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

Geluid: bronnen, gezondheid en individuen

Weg-, vliegverkeer en buren vormen in Nederland de belangrijkste bronnen voor geluidhinder. Het geluid van de industrie en het treinverkeer leidt in veel minder mate tot geluidhinder (De Jong et al., 2000). Behalve hinder kan langdurige blootstelling aan hoge niveaus van geluid ook leiden tot klinische waarneembare gezondheidsschade, zoals het risico op ischaemische hartziekten en effecten op de bloeddruk. Een drempelwaarde voor het optreden van deze effecten is moeilijk aan te geven (Van Kempen, 2002).Geluidhinder is sterk persoonsgebonden en hangt ook samen met andere factoren dan het geluidniveau waaraan mensen worden blootgesteld. Hiernaar wordt verwezen als "niet-akoestische factoren", zoals de houding tot bron, vertrouwen in de overheid en angst.

Beleid: oude en nieuwe norm

In het Eerste Nationaal Milieubeleidsplan was de doelstelling een stabilisatie van het percentage gehinderden in 2000 en een reductie van ernstige hinder naar verwaarloosbare niveaus in 2010 (VROM, 1989). In het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4) (VROM, 2001) is deze doelstelling losgelaten. Als enige concrete doelstelling is nu opgenomen dat de grenswaarde van 70 dB(A) op woningen in 2010 niet meer mag worden overschreden. Deze waarde is gekozen vanuit gezondheidskundige overwegingen. Tevens betekent deze nieuwe doelstelling een verschuiving van hinder geïnventariseerd aan de hand van enquêtes, naar blootstelling, geïnventariseerd aan de hand van meting en berekening van geluidsniveaus.

Beleid: 'Passende' geluiden

Verder ligt het accent in het NMP4 op akoestische gebiedskwaliteit. Het Rijk maakt hierbij slechts onderscheid tussen (de woningen in) het stedelijk gebied en de ecologische hoofdstructuur (EHS). Voor beide 'gebieden' moet in 2030 gelden dat daar 'enkel' de geluiden zijn te horen die passen bij de functie ervan. Dit houdt bijvoorbeeld in dat in een druk stadscentrum meer geluid is toegestaan dan in een rustige woonwijk of in een natuurgebied. Meer dan in het verleden het geval was, krijgen lokale overheden daarbij de vrijheid om per gebied te bepalen aan welke eisen de kwaliteit dient te voldoen. Voor 2010 gelden als tussentijdse doelstellingen dat de akoestische kwaliteit in het stedelijke gebied al fors is verbeterd en dat deze in de EHS ten opzichte van 2000 niet is verslechterd.

Maatregelen

Met een aantal gerichte maatregelen zoals het plaatsen van geluidsschermen langs snelwegen en het isoleren van woningen tracht de overheid de geluidhinder te reduceren. Daarnaast maakt de Nederlandse overheid zich in Europees verband sterk voor de aanscherping van geluideisen aan nieuwe voertuigen. Ondanks deze maatregelen is de geluidhinder het afgelopen decennium nauwelijks afgenomen en voor enkele bronnen zelfs toegenomen.

Bronnen

  • De Jong, R.G., J.H.M. Steenbekkers en H. Vos (2000). Hinder en andere zelf-gerapporteerde effecten van milieuverontreiniging in Nederland, Inventarisatie Verstoringen 1998. TNO-PG, Delft.
  • Van Kempen, E.E.H.M. et al. (2002). The association between noise exposure and blood pressure and ischemic heart diseases, a meta-analysis, Environmental Health Perspectives, Volume 110, nr. 3.
  • VROM (1989). Nationaal Milieubeleidsplan 1. Tweede Kamer, Vergaderjaar 1988-1989, 21137, nrs 1-2. SDU Uitgeverij, Den Haag.
  • VROM (2001). Nationaal Milieubeleidsplan 4. Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid. Ministerie van VROM, Den Haag.

Relevante informatie

  • CBS (2000). Statistisch jaarboek 2000. Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen.
  • Flindell, H.J. and IJ. Wilter (1999). Non-acoustical factors in noise management at Heathrow Airport. Noise & Health, vol 3, 27-44.
  • Guski, R. (1999). Personal and social variables as co-determinant of noise-annoyance. Noise & Health, vol 3, 44-56.
  • Job, Soames R.F. (1999). Noise sensitivity as a factor influencing human reactions to noise. Noise & Health, vol 3, 79-88.
  • Stallen, P.J.M. (1999). A theoretical framework for environmental noise annoyance. Noise & Health, vol 3, 69-79.
  • Woudenberg, F., R. Slob en M.G. Elsman (2001). Belasting en beleving -de rol van non-akoestische factoren (GGD Rotterdam).

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
06
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
05
versie‎
04

Referentie van deze webpagina

CLO (2002). Inleiding geluidhinder: bronnen, beleid en maatregelen (indicator 0285, versie 03, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.