Milieucondities in water en natuurgebieden, 1990 - 2010

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De milieucondities in water en natuurgebieden verbeteren, maar zijn vaak nog onvoldoende voor duurzaam behoud van de natuur. Het beleid streeft naar condities die duurzaam behoud van planten en diersoorten mogelijk maakt.

Milieucondities verbeteren

Sinds 1990 zijn de milieu- en watercondities in natuurgebieden verbeterd. Milieudruk door vermesting, verzuring, verdroging en slechte waterkwaliteit nemen allemaal af. De milieudruk is echter nog zo hoog dat leefgebieden van veel soorten niet een optimale kwaliteit hebben. Doordat duurzame condities nog niet bereikt zijn, blijven ook veel bedreigde soorten afnemen.

Verzuring is afgenomen, maar vermesting veroorzaakt nog veel problemen

Door nationaal en internationaal milieubeleid is de lucht schoner geworden, waardoor minder zuur en stikstof terecht komt op natuur (Buijsman ea, 2010). Ondanks deze verbeteringen blijft de verontreiniging via de lucht toch nog te hoog voor duurzaam behoud van veel natuur. De bodemverzuring gaat wel veel trager dan vroeger, maar het zet nog steeds door. Momenteel is het nu vooral de stikstof uit de 'zure regen' die de oorzaak is van acute problemen in de natuur. De acute problemen worden vooral veroorzaakt door stikstof dat zowel verzurend als vermestend werkt. In veel leefgebieden binnen Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en Natura 2000 zijn de deposities nog hoger dan de zogenoemde kritische depositie. Teveel stikstof in de bodem is een belangrijke oorzaak voor de achteruitgang van zeldzame soorten. Kwetsbare plantensoorten verdwijnen wanneer de hoeveelheid stikstof die op de bodem valt het kritisch depositieniveau overschrijdt. Volgens modelberekeningen daalt de laatste paar jaren de stikstofdepositie in natuurgebieden nog. In metingen in Natura 2000-gebieden is een afname van de ammoniakconcentratie in de lucht niet zichtbaar.

Milieucondities in zoet- en zoutwater verbeteren

De waterkwaliteit van Nederlandse zoete en zoute wateren verbetert geleidelijk door nationaal en internationaal beleid. Een belangrijk knelpunt is de eutrofiering door de meststoffen stikstof en fosfor, zoals weergegeven in de vermesting zoet oppervlaktewater. De hoogste overschrijding van de normen is voor fosfor in de regionale wateren, zoals meren, sloten, kanalen en beken. De grote rivieren voldoen al bijna aan de norm. In de beoordeling van de Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft de helft van de waterlichamen een onvoldoende beoordeling voor stikstof en fosfor. Daarmee bepalen de hoge concentraties de onvoldoende ecologische toestand van de waterlichamen en is de waterkwaliteit nog onvoldoende om de waterafhankelijke biodiversiteit duurzaam te beschermen (van Puijenbroek et al., 2010).

Het belangrijkste knelpunt qua milieudruk in de zoute wateren is nu de hoge stikstofconcentratie. Die ligt in 2011 gemiddeld nog 2 keer boven de norm. In de Waddenzee en de Noordzee vertoont de stikstofconcentratie een stijging sinds 2004 waarbij de concentraties in 2011 de hoogste zijn van de laatste 10 jaar.

Verdroging is een hardnekkig knelpunt dat niet gemonitord wordt

Voor het behoud van biodiversiteit op het land is een juiste vochttoestand belangrijk. Veel natuurgebieden zijn verdroogd door een ongunstige grondwaterstand en/of -kwaliteit. Het natuurbeleid stelt zich als doel om deze situatie te verbeteren. Volgens een IPO/RIZA- enquête uit 2004, is sinds 1990 3% van het verdroogde areaal volledig hydrologisch hersteld (IPO/RIZA, 2005). 13% zou gedeeltelijk zijn hersteld. Volgens de provincies was in 2006 circa 222.000 hectare van de natuurgebieden in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) verdroogd gebied. Hiervan behoort 70.000 hectare tot de Natura 2000-gebieden. Een recenter overzicht van de toestand van verdroging ontbreekt door het ontbreken van landelijke monitoring.

Natuur- en waterbeleid

In het natuurbeleid wordt gestreefd naar milieucondities die behoud van biodiversiteit mogelijk maken. Het Nederlandse natuurbeleid streeft naar duurzame condities in 2020 voor het voortbestaan van alle in 1982 voorkomende soorten en populaties (EL&I, 2011). Deze condities worden met name nagestreefd in de natuurgebieden uit de Ecologische Hoofdstructuur of de Europees beschermde Natura 2000 gebieden. Veel aandacht gaat uit naar de planten- en diersoorten die worden bedreigd of die kwetsbaar zijn en op de zogenoemde Rode Lijsten staan. In alle soortgroepen blijkt meer dan één derde van alle soorten bedreigd te zijn. In Nederland bedreigen vooral vermesting, verzuring, verdroging, de slechte waterkwaliteit en het gebrek aan ruimtelijke samenhang het behoud van intacte ecosystemen met de bijbehorende inheemse planten en dieren.

Veel gebieden hebben een groot oppervlak water en worden in het natuurbeleid beschermd voor het voorkomen van bijzondere soorten of habitattypen. Daarnaast zijn in het waterbeleid ook generieke doelstellingen vastgelegd in de Kaderrichtlijn Water (KRW); de ecologische normen. Die ecologische normen zijn daarbij, net als voor natuurgebieden, afgeleid van condities die soorten nodig hebben om voor te kunnen komen. Gezien deze overeenkomsten in het beleid zijn milieucondities in water en natuurgebieden samen beschreven.

Beleidsdoelstellingen

Deze indicator verwijst naar de volgende doelen en nationale belangen van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte :

  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuur-historische waarden behouden zijn (leefbaar en veilig)
  • Nationaal belang 8: Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's
  • Nationaal belang 11: Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuur-historische en natuurlijke kwaliteiten


Dezelfde indicator is een algemene biodiversiteitsindicator voor de Conventie van Biodiversiteit en refereert van het algemene natuurdoelstelling ten aanzien van het streven naar duurzame condities voor het voortbestaan van alle in 1982 voorkomende soorten en populaties. De indicator is ook relevant voor monitoring van waterkwaliteitsdoelen.

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Milieucondities in natuurgebieden
Omschrijving
De indicator geeft weer hoe milieu- en watercondities in natuurgebieden en in het oppervlaktewater veranderen sinds 1990. De grafiek toont hoe de condities zich verhouden tot de niveaus voor duurzame instandhouding.
Verantwoordelijk instituut
PBL
Berekeningswijze
De methode is beschreven in Bredenoord et al., 2008 en van Puijenbroek et al., 2010. De figuur geeft weer hoeveel de milieu- en watercondities afwijken van niveaus die nodig zijn voor duurzame bescherming van natuur en water. Bij de index 100 zijn de vereiste condities op alle locaties bereikt. Voor verzuring en vermesting van landnatuur zijn kritische stikstofdepositieniveaus van natuurdoeltypen vergeleken met de stikstofdepositieniveaus op die natuurdoeltypen. Bij verdroging is de index gebaseerd op zowel het areaal verdroogd natuurgebied als het verschil tussen optimale grondwaterstanden voor natuurdoeltypen en grondwaterstanden in natuurgebieden. Bij vermesting van wateren zijn nutriëntgehalten in zoete (stikstof en fosfaat) en zoute wateren (stikstof) vergeleken met normen voor nutriëntniveaus. Voor de zoete wateren en de Waddenzee zijn de watertype afhankelijke normen GET en GEP van de KRW gebruikt. Voor de overige zoute wateren de OSPAR normen, deze zijn vrijwel gelijk aan de KRW normen.
Basistabel
-
Geografische verdeling
Nederlandse natuurgebieden en Nederlands oppervlaktewater inclusief Noordzee.
Verschijningsfrequentie
2- Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Bredenoord, H.W.B., A. van Hinsberg, B. de Knegt, W. Nieuwenhuizen, M.M.P. van Oorschot, P.J.T.M. van Puijenbroek, F.G. Wortelboer (2008). Evaluatie natuur- en landschapsbeleid. Achtergrondrapport bij de Natuurbalans 2008. Rapport nummer 500402012. PBL. Bilthoven. Van Puijenbroek, P.J.T.M, P. Cleij, H. Visser (2010). Nutriënten in het Nederlandse zoete oppervlaktewater: toestand en trends. Planbureau voor de Leefomgeving, rapportnr PBL 500208001, Den Haag/Bilthoven.
Opmerking
De indicator voor verzuring/vermesting van land natuur maakt onderdeel uit van de set van indicatoren die de Europese Unie gebruikt om biodiversiteitverlies te toetsen.
Betrouwbaarheidscodering
Natuur: Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd.

Water: Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
05
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
02

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Milieucondities in water en natuurgebieden, 1990 - 2010 (indicator 1522, versie 04,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.