Bruinvis in de Noordzee, 1991 - 2022

De bruinvis was in het verleden een algemene verschijning in het Nederlands deel van de Noordzee, maar is in de loop van de jaren zestig verdwenen. Echter, sinds begin jaren negentig is deze weer toegenomen in de Noordzee en aan de kust.

Populatieontwikkeling bruinvissen in de Nederlandse Noordzee

In het verleden was de bruinvis een algemene soort in het Nederlands deel van de Noordzee. Vanaf 1960 nam het aantal echter sterk af.1 De oorzaak voor deze afname is niet bekend. 
Sinds de jaren negentig neemt het aantal bruinvissen op het gehele Nederlands Continentaal Plat (NCP) weer toe, al is er sinds omstreeks 2010 geen eenduidige toename meer. Tijdens vliegtuigtellingen in het systematisch monitoringprogramma voor zeevogels2,3 worden steeds meer bruinvissen gezien, met een matige toename over zowel de gehele periode als de afgelopen 12 jaar. Observaties vanaf vaste waarneemposten aan de kust, laten echter geen eenduidige positieve trend zien: over de gehele periode is er een toename, maar vanaf 2010 juist een afname. Speciale vliegtuigtellingen laten zien dat de aantallen bruinvissen in de herfst het laagst en eind winter-begin lente het hoogst zijn. De aantallen op het NCP zijn niet bekend, maar de populatiegrootte in de hele Noordzee werd in 2022 geschat op ongeveer 340.000.4 Zowel vanaf de kust als op open zee worden kalfjes waargenomen en in de zomer spoelen geregeld zwangere wijfjes en pasgeboren jongen aan, wat laat zien dat de soort zich in Nederlandse wateren voortplant.5,6 

Mogelijke migratie van populaties richting Nederland

De gesignaleerde toename van bruinvissen in het Nederlands deel van de Noordzee is hoogstwaarschijnlijk niet het gevolg van een gegroeide populatie, maar een verplaatsing van dieren vanuit de noordelijke Noordzee naar het zuiden.7 De verplaatsing hangt wellicht samen met een verminderd voedselaanbod in de noordelijke Noordzee. Of de voedselsituatie in de zuidelijke Noordzee is verbeterd, is echter onbekend. 

Aantal gestrande bruinvissen

Tegelijk met de aantalstoename in de kustzone nam het aantal strandingen van dode bruinvissen sterk toe tot honderden per jaar. Een periode met extreem hoge aantallen waren de jaren 2011/2012 en 2012/2013 met respectievelijk 962 en 981 dieren, welke mogelijk het gevolg zijn van ongebruikelijke sterfte.8 Het aantal strandingen daalde daarna, hetgeen overeenkomt met de lagere waargenomen aantallen vlak bij de kust. Zeetrektellingen en vliegtuigtellingen laten fluctuerende aantallen zien in de kustzone en verder van de kust, maar in hoeverre aangespoelde bruinvissen verband houden met de populatiegrootte vlakbij de kust of verder op zee is niet goed bekend.9 Er is echter wel een jaarlijkse correlatie tussen het aantal (levende) bruinvissen dat vanaf de kust wordt gezien en aantal gestrande bruinvissen, met een seizoensgebonden mismatch.8 Vastgestelde doodsoorzaken zijn onder andere aanvaringen, infectieziektes, predatie door grijze zeehonden, verhongering, en verdrinking in vistuig.10,11 Het effect van bijvoorbeeld onderwatergeluid op sterfte zijn nog niet voldoende bekend.

Bescherming van bruinvissen

In 2020 is een geactualiseerde versie van het beschermingsplan bruinvis uit 2011 gepresenteerd.12 Het geeft een overzicht van bedreigingen en beschermingsmaatregelen. Met de uitvoering van de maatregelen en het onderzoek uit het beschermingsplan voldoet Nederland aan de belangrijkste verplichtingen voor de instandhouding van de bruinvispopulatie, die voortvloeien uit internationale verdragen en overeenkomsten, zoals ASCOBANS, OSPAR, CMS en de Habitatrichtlijn.

Bronnen

  1. Keijl, G.O & H. Niesen (2023). A peek into the past – harbour porpoise strandings in the Netherlands during the mid-twentieth century. Lutra 66 (2): 77-92.
  2. Arts, F. (2015). Trends en verspreiding van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat 1991 – 2013. Rapport RWS-Centrale Informatievoorziening BM 15.05.
  3. Van Bemmelen, R.S.A., J.W. de Jong, F.A. Arts, D. Beuker, B.W.R. Engels, M.S.J. Hoekstein, Y. van der Horst, K. Kuiper, J. Leemans, M. Sluijter, K.D. van Straalen, P.A. Wolf & R.C. Fijn. 2022 Verspreiding, abundantie en trends van zeevogels en zeezoogdieren op het Nederlands Continentaal Plat in 2021-2022. RWS Centrale Informatievoorziening BM 22.27. Waardenburg Ecology Rapportnr. 22-328. Waardenburg Ecology & Deltamilieu Projecten, Culemborg.
  4. SCANS (2023). Estimates of cetacean abundance in European Atlantic waters in summer 2022 from the SCANS-IV aerial and shipboard surveys. (https://dce.au.dk/fileadmin/dce.au.dk/Udgivelser/Eksterne_udgivelser/20230928_SCANS-IV_Report_FINAL.pdf).
  5. Geelhoed S.C.V., M. Scheidat, R.S.A. van Bemmelen & G. Aarts (2013). Abundance of harbour porpoises (Phocoena phocoena) on the Dutch Continental Shelf, aerial surveys in July 2010-March 2011. Lutra 56(1): 45-57. 
  6. Geelhoed, S.C.V. & M. Scheidat (2018). Abundance of harbour porpoises (Phocoena phocoena) on the Dutch Continental Shelf, aerial surveys 2012-2017. Lutra 61(1): 127-136.
  7. Geelhoed, S.C.V., M. Authier, R. Pigeault & A. Gilles (2022). Abundance and distribution of cetaceans. In: OSPAR 2023: The 2023 Quality Status Report for the Northeast Atlantic. OSPAR Commission, London, UK. Available at: https://oap.ospar.org/en/ospar-assessments/quality-status-reports/qsr20…
  8. IJsseldijk, L. L., K.C.J., Camphuysen, G.O., Keijl G., Troost & G. Aarts (2021). Predicting harbor porpoise strandings based on near-shore sightings indicates elevated temporal mortality rates. Frontiers in Marine Science 8: 2296-7745. 
  9. Keijl G.O., M.F. Bakker Paiva, L.L. IJsseldijk & P. Kamminga (2021). Lutra 64 (1): 19-44
  10. IJsseldijk, L.L., M.J.L. Kik & A. Gröne (2016). Postmortaal onderzoek van bruinvissen uit Nederlandse wateren 2015. Intern rapport 2016. Universiteit Utrecht, Utrecht, the Netherlands.
  11. Van Schalkwijk, L., E.T. Schotanus, M.J.L. Kik, A. Gröne & L.L. IJsseldijk (2023). Postmortaal onderzoek van bruinvissen (Phocoena phocoena) uit Nederlandse wateren, 2022. Biologische gegevens, gezondheidsstatus en doodsoorzaken. Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu, WOt-technical report 239.
  12. Ministry of Agriculture, Nature and Food Quality (2020). Updated Conservation Plan for the Harbour Porpoise Phocoena phocoena in the Netherlands: maintaining a Favourable Conservation Status.

Technische toelichting

Naam van het gegeven

Bruinviswaarnemingen, bruinvisstrandingen

Omschrijving

Waarnemingen van bruinvissen vanaf de kust, 1991-2022, 

Strandingen van bruinvissen op de kust, 1970-2022, 

Vliegtuigtellingen van bruinvissen, 1991-2022  

Verantwoordelijk instituut

Bruinviswaarmeningen langs de kust:
Nederlandse Zeevogelgroep, www.trektellen.nl, Sovon Vogelonderzoek Nederland

Bruinvisstrandingen: Naturalis Biodiversity Center – Naturalis

Bruinvis in de Noordzee (NCP):
Centraal Bureau voor de Statistiek (RWS monitoringprogramma zeevogels en bruinvis KRM), Wageningen Marine Research (populatietellingen)

Berekeningswijze

Bruinvis in de Noordzee (NCP)

Data verzameling
De gegevens zijn ontleend aan het MWTL monitoringprogramma voor zeevogels van Rijkswaterstaat in de Noordzee waarbij ook bruinvissen worden geteld (MWTL – Monitoring Waterstaatkundige Toestand des Lands). Dat betreft zichtwaarnemingen vanuit een laagvliegend surveyvliegtuig van het gehele Nederlandse deel van de Noordzee. Het vliegtuig vliegt systematische transecten over het NCP; in totaal wordt daarmee circa 1.5% van het gehele oppervlakte bestreken. Twee waarnemers, elk aan één kant van het vliegtuig, tellen alle exemplaren vogels en bruinvissen die ze waarnemen binnen een waarnemersafhankelijk waarneemstrip van ongeveer 100 m breed. Er is om de twee maanden gevlogen; daarmee zijn er zes vliegronden per jaar. Sinds seizoen 2013/2014 is de monitoringopzet en methode verbeterd. De twee grootste verschillen tussen het ‘oude’ en ‘nieuwe MWTL’ zijn een andere vliegroute en een reductie van het aantal keer per jaar dat geteld wordt op open zee (vier keer per jaar, i.p.v. zes keer). Daarnaast is de telmethodiek verbeterd doordat er gewerkt wordt vanuit een surveyvliegtuig met bolramen in plaats van vlakke ramen (waardoor onder en dichtbij het vliegtuig waargenomen kan worden), er de helft lager wordt gevlogen en de waarnemingen vastgelegd worden in distance-strips. Het CBS heeft voor het combineren van oude en nieuwe MWTL-tellingen een methode ontwikkeld, waarbij een statistische koppeling is gemaakt tussen de gegevens uit het ‘Oude MWTL’ en het ‘Nieuwe MWTL’.

Analyse en indexberekening
Voor de analyse van de vliegtuigdata is het NCP verdeeld in 5x5 km gridcellen. Per jaar is voor elke gridcel bepaald hoeveel exemplaren er per soort zijn gezien en hoeveel oppervlakte er in totaal is geteld (lengte deeltransect x waarneemstrip). Veel gridcellen zijn meerdere keren (deels) onderzocht, zelfs tijdens één vliegronde. Er zijn jaarlijkse indexcijfers over populatie-aantallen bepaald met Poisson regressie (software TRIM; Methode indexcijfers (rtrim met maandfactoren).Bij analyses is een jaar aangehouden dat start op 1 juli en loopt tot en met 30 juni, dit in verband met de hoogste aantallen in het winterhalfjaar. Bij de vliegtuigdata zijn alle zes tweemaandelijkse telperioden meegenomen en is het aantal exemplaren in die perioden per gridcel gesommeerd. Voor verschillen in onderzochte oppervlakte per gridcel is gecorrigeerd door deze als offset in de analyse mee te nemen. Voor meer details over de analyses, met name ook ten aanzien van het koppelen van het ‘oude MWTL’ met het ‘nieuwe MWTL’ zie Soldaat & Poot (2020).

 

Bruinviswaarnemingen vanaf de kust

Data verzameling

Tijdens waarnemingen van langsvliegende zeevogels vanaf vaste telposten aan de kust worden ook bruinviswaarnemingen vastgelegd. Zeevogels en bruinvissen worden vrijwel wekelijks en op sommige posten zelfs dagelijks op gestandaardiseerde wijze geteld met behulp van verrekijkers of telescopen (www.trektellen.nl). Vliegende zeevogels kunnen afhankelijk van de weersomstandigheden en de soort tot 2-10 km uit de kust goed gevolgd worden. Voor bruinvissen reikt de afstand doorgaans niet verder dan een kilometer achter de branding. Dit houdt in dat de waarnemingen op trektelposten minder dan 1% van het oppervlak van de totale NCP bestrijken.

 

Analyse en indexberekening

In de huidige versie van deze indicator zijn alle tellingen van de 18 meest frequent bezochte telposten uit de afgelopen 30 jaar gebruikt. De trend is berekend door een regressie-analyse (GLM – Generalised Lineair Modeling) toe te passen op het aantal getelde bruinvissen per uur, gebaseerd op een negatief binomiale kansverdeling (vanwege de vele nullen). Daarbij zijn als verklarende variabelen meegenomen: de telpost, de maand, het dagdeel en verschillende wind- en zichtfactoren. Na een eerste analyse zijn de niet significante factoren uit het model verwijderd. Na opnieuw draaien van het model is een trend berekend en zijn jaarcijfers berekend met het R-package “effects”. Er is een landelijke trend berekend op basis van alle maanden. Voor meer details over de analyses zie Soldaat & Poot (2020). Bij analyses is in aansluiting op de analyse van de tellingen vanuit het vliegtuig een jaar aangehouden dat start op 1 juli en loopt tot en met 30 juni, dit in verband met de hoogste aantallen in het winterhalfjaar.

 

Strandingsgegevens bruinvis


Strandingsgegevens; bij deze additionele informatiebron gaat het hier grotendeels om dode dieren. Gegevens zijn aangeleverd door Naturalis Biodiversity Center - Naturalis (https://stranding.nl/). De gegevens betreffen aantallen per seizoen (1 juli – 30 juni), aansluitend op de analyse van de tellingen vanuit het vliegtuig en waarnemingen vanaf de kust.

Basistabel

Zie: Download data

Geografische verdeling

Bruinvis in de Noordzee: geheel Nederlands Continentaal Plat (NCP), inclusief de kustzone; dat wil zeggen het deel van de Noordzee dieper dan 20 m.
Bruinvissen voor de kust, bruinvisstrandingen: Nederlandse kustwateren, Nederlandse kust

Andere variabelen

Geen

Verschijningsfrequentie

Tweejaarlijks

Achtergrondliteratuur

Soldaat, L. & M. Poot (2020). Analyse bruinvisgegevens en evaluatie monitoring Noordzee. CBS-rapport (projectnummer 190220).

Betrouwbaarheidscodering

B Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
09
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
08
versie‎
03
versie‎
02

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Bruinvis in de Noordzee, 1991 - 2022 (indicator 1250, versie 09,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.