Gebruik van antibiotica in de veehouderij en resistentie, 1999 - 2014

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Frequent gebruik van antibiotica in de veehouderij heeft geleid tot resistentie van bacteriën. Sinds 2007 is dit gebruik flink afgenomen, maar de afname van resistentie gaat veel minder snel. Omdat in de veehouderij en de humane gezondheidszorg dezelfde antibiotica worden gebruikt, is een verlies aan werkzame antibiotica ook een risico voor de mens.

In 2014 verkoop antibiotica bijna 60% minder

Sinds 2009 is de verkoop van antibiotica voor de veehouderij met bijna 60% gedaald. Dit blijkt uit verkoopcijfers van de branchevereniging Veterinaire Farmacie (FIDIN). Het beleidsdoel van 50% reductie van het gebruik in 2013 ten opzichte van 2009 was al in 2012 bereikt.
De snelle daling sinds 2009 stokte in 2014. Om het reductiedoel voor 2015 van 70% te halen is nog een eindsprint van ruim 10% reductie nodig.
Het aantal behandelingen met antibiotica in de varkens- en pluimveehouderij was in 2014 de helft lager dan in 2009 (MARAN, 2015). In de vleeskalverhouderij was de daling minder. Vleeskalverhouders behandelden hun dieren in 2014 het vaakst, met gemiddeld ruim 20 behandelingen per jaar. Melkkoeien kregen met ruim 3 behandelingen per jaar het minst vaak antibiotica toegediend.

Grote verschillen tussen bedrijven

De overheid zet in op selectief, beperkt en curatief gebruik van antibiotica en wil het gebruik van voor de humane gezondheidszorg kritische middelen terugbrengen door intensieve controle en door begeleiding door de dierenarts (EZ, 2014). De SDa (Stichting Autoriteit Diergeneesmiddelen) voert jaarlijks een vergelijking tussen bedrijven uit en meldt een daling van 25% bij grootgebruikers sinds het begin van registratie (2011-2012) naar 10% in 2014. Ondanks deze daling blijft de variatie in gebruik tussen bedrijven nog groot (SDa, 2015). Voor de mens belangrijke zogenaamde derde en vierde generatie middelen worden nauwelijks nog gebruikt in de belangrijkste veesectoren die de SDa monitort (SDa, 2015). Gebruik van deze voor de volksgezondheid kritische middelen vindt nog wel plaats bij kleinere veesectoren en gezelschapsdieren waar de SDa geen registratie van heeft.

Bacteriële resistentie tegen antibiotica door gebruik in de veehouderij

Het frequente gebruik van antibiotica in de veehouderij leidt tot bacteriële resistentie (Mevius, 2008). Met de daling van het gebruik is sinds 2011 bij vleeskalveren, vleesvarkens en vleeskuikens de resistentie iets afgenomen (MARAN-2015).
Het gebruik van antibiotica in de veehouderij staat in schril contrast met de terughoudendheid waarmee antibiotica worden toegepast in de humane gezondheidszorg. Nederland kent met minder dan 11 standaarddoseringen per 1000 inwoners per dag het laagste gebruik binnen Europa bij mensen (NETHMAP, 2015). Ter vergelijking: het aantal standaarddoseringen per 1000 dieren in de intensieve veehouderij in 2014 is 20-60 per dag.

Antibioticaresistentie is het hoogst bij dieren die voor de vleesproductie worden gehouden. Een van de bacteriën die deze resistentie heeft ontwikkeld, is de algemene darmbacterie E. coli (zie onderstaande figuur). Het hoogste niveau van resistentie doet zich voor bij vleeskuikens. Bij circa 50 procent van de vleeskuikens is resistentie gevonden tegen vier of meer groepen van antibiotica.

Directe risico's voor de volksgezondheid

Het antibioticagebruik in de veehouderij brengt zowel een direct als een indirect risico voor de volksgezondheid met zich mee. Een direct risico vormen resistente bacteriën die via voedsel, drinkwater, direct contact of het milieu overdraagbaar zijn naar de consument, waarvan deze ziek kan worden. Het risico van voedseloverdraagbare besmetting neemt toe naarmate de hygiëne in de keuken meer te wensen overlaat. Voorbeelden zijn Salmonella en Campylobacter. De MRSA-bacterie (ook wel ziekenhuisbacterie genoemd) veroorzaakt infecties die moeilijk behandelbaar zijn. MRSA is namelijk ongevoelig voor de zogenaamde beta-lactam-antibiotica. Deze antibiotica zijn belangrijk voor de behandeling van ernstige infecties. Ongeveer 10-15% van het aantal humane MRSA-infecties betreft de veegerelateerde variant van MRSA. Dit is duidelijk hoger dan in andere Europese landen (van Cleef et al., 2011). De besmettelijkheid van deze variant is minder dan van de 'gewone' MRSA (Gezondheidsraad, 2015) en de besmetting komt vooral voor bij personen die direct contact hebben met besmet vee. Buiten deze groep komt de veegerelateerde MRSA zelden voor.

Indirecte risico's voor de volksgezondheid

Een indirect risico ontstaat als bij dieren resistentiegenen voorkomen in de darmbacteriën, bijvoorbeeld in E. coli, die overdraagbaar zijn naar de menselijke darmflora. Dit zou kunnen plaatsvinden bij ESBL's (Extended Spectrum β-lactamases). ESBL's zijn enzymen in bacteriën die alle beta-lactam-antibiotica kunnen inactiveren. De genen die voor productie van deze enzymen zorgen, zijn relatief gemakkelijk overdraagbaar tussen bacteriën. Dat maakt een snelle verspreiding mogelijk, onder meer van dier naar mens. Het voorkomen van humane besmettingen met ESBL-producerende bacteriën lijkt gecorreleerd met het voorkomen van deze bacteriën in de Nederlandse veestapel (MARAN-2012). Sinds het gebruik van voor de humane gezondheidszorg kritische middelen sterk is afgenomen, is ook het voorkomen van deze ESBL-producerende bacteriën in de intensieve veehouderij afgenomen. Ook gezelschapsdieren (Baede et al., 2015) en wilde dieren kunnen ESBL's bij zich dragen. In welke mate dieren in de veehouderij een bijdrage leveren aan de humane besmettingen is niet duidelijk (Gezondheidsraad, 2015).

Antibioticaresistentie verspreidt zich in het milieu

De overdracht van resistente bacteriën en resistentiegenen via het milieu naar de mens kan plaatsvinden door verspreiding van stof uit stallen en via mest en afvalwater. In oppervlaktewater in gebieden met veel veehouderij zijn hoge percentages bacteriën met resistentie tegen antibiotica aangetroffen (Blaak et al., 2010). Het type resistentie wijst op een relatie met dierlijke mest. Ook afvalwater, al dan niet gezuiverd, kan een bron zijn. Uit bodemmonsters is gebleken dat de hoeveelheid resistente bacteriën in de periode 1940-2008 op 5 Nederlandse locaties is toegenomen (Knapp et al., 2010). Ook werd gevonden dat bemesting de hoeveelheid van bepaalde resistentiegenen in landbouwgronden kan verhogen (Geofox-Lexmond, 2009). Een pool van resistentiegenen in het milieu zou door mutaties en kruisingen kunnen leiden tot verspreiding van resistenties. Het is nog niet bekend of het milieu in vergelijking met de bovengenoemde risico's een relevante route van overdracht van resistentie naar de mens vormt (Huijbers et al., 2015).
Resistentievorming wordt bij de toelating voor diergeneesmiddelen niet meegenomen als factor in de beoordeling van milieurisico's (EC/2001/83). De toelating maakt wel een beoordeling van de ecologische toxiciteit. In een rapport van Geofox-Lexmond (2009) worden berekeningen gemaakt van gehalten in de bodem (zoals toegepast in de toelating) voor de twee belangrijkste groepen antibiotica die in de veehouderij worden gebruikt. Informatie over de actuele concentraties van antibiotica in het milieu in Nederland is schaars.

Gezondere dieren

De gezondheid van dieren is in de loop van de tijd waarschijnlijk verbeterd. Alhoewel exacte meetgegevens ontbreken, zijn er diverse ontwikkelingen die daarop duiden (Leenstra et al., 2010). Ondanks positieve ontwikkelingen leiden dierziekten steeds vaker tot maatschappelijke onrust, zoals bij de Q-koorts.
Ook antibiotica dragen bij aan de gezondheid van dieren. Antibiotica zijn effectief, betrouwbaar en goedkoop (PBL, 2010). Het antibioticagebruik in gram per kilogram vlees is in Nederland gemiddeld vergeleken met de meeste Europese landen (EMA, 2015), maar dit gemiddelde zegt weinig over het risico op resistentieontwikkeling. De grootste deelsector in Nederland is de melkveehouderij waar het antibioticagebruik laag is.

Beleid voor antibioticagebruik in de veehouderij

Betere hygiëne, goed geventileerde stallen en het vermijden van stress voor de dieren kunnen het antibioticagebruik terugdringen. De overheid heeft de verantwoordelijkheid voor het terugdringen van het gebruik van antibiotica voor een deel bij de veehouderijsector gelegd. Inmiddels genomen maatregelen zijn o.a. registratie van het gebruik en van het voorschrijfgedrag, vaste contracten tussen veehouder en veearts, beperking van groepsmedicatie en een verbod op het toedienen van antibiotica door de veehouder zelf als hij geen bedrijfsgezondheid- en behandelplan heeft (EZ, 2014).

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Antibioticagebruik in de veehouderij en resistentie van bacteriën tegen antibiotica
Omschrijving
Frequent gebruik van antibiotica leidt tot resistentie van bacteriën tegen deze middelen.
Verantwoordelijk instituut
Planbureau voor de Leefomgeving, Martha van Eerdt (PBL/WLV)
Berekeningswijze
Cijfers over het antibioticagebruik per kg levend gewicht en over antibioticaresistentie zijn afkomstig van FIDIN en MARAN-2015. De hoeveelheid antimicrobiële groeibevorderaars is geschat uit grafieken in de FIDIN-rapportages.
Basistabel
-
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
jaarlijks
Achtergrondliteratuur
FIDIN, branchevereniging van Veterinaire Farmacie in Nederland.MARAN-2015 (2015), Monitoring of Antimicrobial Resistance and Antibiotic Usage in Animals in the Netherlands in 2014
Opmerking
De verkoopdata van FIDIN omvatten naar schatting 98% van de verkopen in Nederland. De berekening van de hoeveelheid antibiotica is in overeenstemming gebracht met de door het Europees Medicijn Agentschap geharmoniseerde methode (EMA, 2015). Het gemiddeld gebruik per land wordt sterk bepaald door de samenstelling van de veestapel en het type gebruikte antibiotica. Zo heeft een land met veel melkvee een lager gemiddelde dan een land met relatief veel varkens en kippen.Voor de volksgezondheid kritische middelen zijn 3e en 4e generatie cefalosporines, fluorochinolonen, beta-lactam antibiotica, aminoglycosiden en colistines.
Betrouwbaarheidscodering
Het aantal behandelingen per dier in de periode 2009-2010 is gebaseerd op cijfers uit een LEI-steekproef, ca 400 bedrijven w.v. circa 80% intensieve veehouderijbedrijven (Bondt, 2012). Vanaf 2011 (melkkoeien 2012) zijn de rapportages van SDa (ca 40.000 bedrijven) de bron. De SDa heeft in 2015 het aantal behandelingen uit haar rapportages herberekend zodat een vergelijking met de LEI reeks mogelijk is (SDa, 2015 p.38).

Referentie van deze webpagina

CLO (2016). Gebruik van antibiotica in de veehouderij en resistentie, 1999 - 2014 (indicator 0565, versie 04, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.