Waterwinning en waterverbruik in Nederland, 1976-2008

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Afgezien van fluctuaties in de koelwaterhoeveelheden, lijken de winning en het verbruik van water de laatste 30 jaar op hetzelfde niveau te zijn gebleven.

 Winning  Verbruik   
 totaal grond-wateropper-vlakte-watertotaalgrond-wateropper-vlakte-waterleiding-water en ander water 2)
        
 miljoen m3     
        
1976 1)13 3731 30112 072 13 40543811 8521 115
1981 1)14 8111 06813 743 14 83035713 4211 052
1986 1)14 5271 17713 350 14 54337213 0001 171
1991 1) 3)12 5591 09711 462 12 57625511 0261 295
1996 1) 3)11 6291 02410 60511 66121010 1521 299
200114 85693913 91614 86917713 4231 269
        
2004 5)15 9221 02314 89915 78525214 3891 144
2005 5)14 92398813 93514 79922113 4471 131
2006 5)14 5691 04513 52414 44226713 0221 153
2007 5)14 55298213 57014 44521513 0881 143
2008 5)14 26496713 29714 14620412 8071 134
        
Specificatie 2008 5)       
Waterleidingbedrijven1 2527624900000
Land- en tuinbouw714724119472447
Industrie en raffinaderijen 4)3 4621553 3083 6431553 308181
Elektriciteitscentrales9 04629 0449 05029 0443
Overige bedrijven en 43214311 3291431905
huishoudens       
        
Bron: CBS.CBS/CLO/feb11/0057
1) Exclusief eigen winning van grond- en oppervlaktewater door de land- en tuinbouw.
2) Ander water: dit is water aangeleverd door andere bedrijven, niet zijnde de waterleidingbedrijven. Daarbij gaat het vaak om halffabricaten die niet geschikt zijn als drinkwater.
3) Koelwaterverbruiken niet volledig.
4) Inclusief delfstoffenwinning. 5) Het betreft hier de meest actuele cijfers. Door tussentijdse aanpassingen in het bronmateriaal wijken de cijfers voor de periode 2004-2008 op detail af van de cijfers in de Statline tabel (referentie CBS 2010a).
NB. Als gevolg van een andere berekeningsmethode sluiten de gegevens vanaf 2004 niet geheel aan op die van de ervoor liggende periode.

Lichte daling grondwaterwinning en -verbruik

De laatste dertig jaar vertonen de totale winning en het totale verbruik van water in Nederland geen duidelijke trend. De winning en het verbruik van grondwater zijn in de genoemde periode licht gedaald, terwijl de winning en het verbruik van oppervlaktewater van jaar tot jaar fluctueert. Dit geldt ook voor het drinkwaterverbruik.

Waterwinning en - verbruik van enkele sectoren

Oppervlaktewater is de belangrijkste bron voor de industrie en energiebedrijven. De drinkwaterbedrijven onttrekken voornamelijk grondwater. Het aandeel van de grondwaterwinning in de leidingwaterproductie is licht gedaald. Er wordt steeds meer oppervlaktewater als grondstof gebruikt. Huishoudens zijn de grootste afnemers van leidingwater. Door waterbesparende maatregelen begon halverwege de jaren negentig het huishoudelijke verbruik van leidingwater per hoofd van de bevolking te dalen.
De cijfers voor 2001 tot en met 2008 zijn inclusief de eigen winning van grond- en oppervlaktewater door de landbouw (beregening, gietwater voor de glastuinbouw). In droge jaren, zoals 2006 is het grondwaterverbruik iets hoger.

Meeste water toegepast als koelwater door elektriciteitsbedrijven

Het overgrote deel (90 tot 95 procent) van het oppervlaktewaterverbruik betreft het gebruik als koelwater. De schommelingen in de onttrekking van oppervlaktewater worden voornamelijk veroorzaakt door de fluctuerende koelwaterhoeveelheden.
Elektriciteitsbedrijven zijn veruit de grootste verbruiker van oppervlaktewater. In 2008 nam deze sector bijna tweederde van het totale waterverbruik voor haar rekening, vrijwel geheel voor koeling.

Oorzaken van verschillen tussen winning en verbruik

Voor de genoemde jaren wijkt het totale verbruik van water af van de winning. Dit verschil wordt veroorzaakt door de waterbalansen van de drinkwaterbedrijven. De belangrijkste oorzaken zijn de infiltratie van gewonnen oppervlaktewater dat niet direct voor leidingwaterproductie wordt aangewend, het saldo van import en export van leidingwater en productie- en transportverliezen.

Relevantie

Onttrekkingen van grondwater kunnen de lokale grondwaterstand dermate beïnvloeden dat verdroging ontstaat.
Koelwaterlozingen kunnen in warme perioden een negatief effect hebben op de zuurstofhuishouding van het ontvangende oppervlaktewater, omdat in warm water minder zuurstof oplost. Hierdoor kan vissterfte ontstaan. Ook kunnen door onder andere lekken diverse verontreinigingen met het koelwater worden geloosd.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Waterwinning en waterverbruik in Nederland.
Omschrijving
Ontwikkeling van de winning van grondwater en oppervlaktewater, alsmede het verbruik van grondwater, oppervlaktewater, leidingwater en ander water.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Berekeningswijze
De registers van de Vereniging van waterbedrijven in Nederland (VEWIN) vormen voor alle jaren een belangrijke bron voor de gegevens over leidingwater, onder andere voor het onderscheid tussen huishoudelijk verbruik en het verbruik door bedrijven.
De gegevens voor andere sectoren dan de waterleidingbedrijven vanaf 2003 sluiten niet aan bij de gegevens voor de periode tot en met 2001. Dit als gevolg van een andere berekeningsmethode.
De gegevens tot en met 2001 zijn berekend op basis van de CBS-enquête Watervoorziening van industrie, delfstoffenwinning en elektriciteitscentrales, die om de vijf jaar werd gehouden. Tot en met 1991 was de enquête integraal; vanaf 1996 werd bij de kleine bedrijven een steekproef getrokken. De vragenlijst werd toegezonden aan bedrijven met 20 of meer werknemers (CBS, 1998, 2005). Een meer uitgebreidere toelichting geeft de tabeltoelichting bij de StatLine-tabel Watervoorziening industrie (div bedrijfsgr.), delfstoffenwinning en elek.centr. (CBS, 2003).
Vanaf 2003 wordt er gebruik gemaakt van diverse bronnen. Voor de land- en tuinbouw worden de gebruikscijfers afgeleid van het bedrijveninformatienet van het Landbouw Economisch Instituut. Voor de grote bedrijven in de industrie en milieudienstverlening zijn de gegevens berekend op basis van de milieujaarverslagen. Ontbrekende bedrijven in de industrie zijn bijgeschat op basis van productiecijfers. Voor de kleinere industrieën is een ophoging gemaakt uit de (historische) gegevens van de CBS-enquête Watervoorziening van industrie, delfstoffenwinning en elektriciteitscentrales 2001. Het verbruik van leidingwater door de dienstverlenende sectoren is verdeeld aan de hand van het arbeidsvolume uit de Nationale Rekeningen van het CBS. Een uitgebreidere toelichting geven de publicaties Milieurekeningen 2008 (CBS, 2009) en Environmental Accounts of the Netherlands 2009 (CBS 2010b).
Geografische verdeling
Nederland.
Andere variabelen
Totale leidingwaterverbruik per bedrijfstak, totale grondwaterverbruik per bedrijfstak, grondwaterverbruik per bedrijfstak voor koeling, totale oppervlaktewaterverbruik per bedrijfstak.
Verschijningsfrequentie
Tot en met 2001 elke vijf jaar. Vanaf 2003 jaarlijks.
Achtergrondliteratuur
Milieurekeningen 2008 (CBS, 2009).
Opmerking
De gegevens vanaf 2003 sluiten niet helemaal aan bij de gegevens voor de periode tot en met 2001. Dit is het gevolg van een andere berekeningsmethode.In deze indicator staan de meest actuele cijfers. Door tussentijdse aanpassingen in het bronmateriaal wijken deze cijfers op details af van de cijfers in de Statline tabel Statline: Milieurekeningen; watergebruik (CBS 2010a).
Betrouwbaarheidscodering
Leidingwater: A (integrale enquête)
Koelwater energiebedrijven: B (schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is).
Waterwinning industrie: C (schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd).
Overige gegevens: D (schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake).

Referentie van deze webpagina

CLO (2011). Waterwinning en waterverbruik in Nederland, 1976-2008 (indicator 0057, versie 08, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.