Aanbod openbaar vervoer, 2000-2012
U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.
Het treinenaanbod is tussen 2000 en 2012 toegenomen (20% meer treinkilometers). Vooral het treinenaanbod op het decentraal spoor is sterk uitgebreid. De gemiddelde afstand tussen de stops is afgenomen, waardoor de treinen gemiddeld 1% langzamer rijden. In het stad en streekvervoer is vooral het aanbod aan metro- en sneltramverbindingen vergroot (32% meer voertuigkilometers). Het aanbod aan bus en tramdiensten is minder toegenomen.
Door de opening van nieuwe stations is de beschikbaarheid van stations voor inwoners en banen licht toegenomen. Het aantal bushaltes is afgenomen, maar dat heeft er niet toe geleid dat een groter deel van de inwoners of banen verstoken is van openbaar vervoer.
Aanbod aan station en treindiensten
Het treinenaanbod is tussen 2000 en 2012 toegenomen: 10% meer stations, 4% meer spoorlijnen, 20% meer treinkilometers. Vooral het treinenaanbod op het decentraal spoor is sterk uitgebreid. Op het kernnet van de Nederlandse Spoorwegen (NS) is de uitbreiding beperkter. De gemiddelde afstand tussen de stops is afgenomen, waardoor de treinen gemiddeld 1% langzamer zijn gaan rijden.
Gemiddelde halteafstand treindiensten
Halte afstand in km | 2000 | 2004 | 2008 | 2010 | 2012 |
IC en sneltreinen kernnet | 19,6 | 19,4 | 19,0 | 18,9 | 19,2 |
stoptreinen kernnet | 5,8 | 5,8 | 5,6 | 5,5 | 5,4 |
Nevenlijnen | 6,3 | 6,3 | 5,7 | 5,7 | 5,5 |
Totaal treinen | 8,9 | 8,8 | 8,3 | 8,3 | 8,2 |
Bron: PBL obv spoorboekjes
Gemiddelde rijsnelheid treindiensten
Snelheid in km/u | 2000 | 2004 | 2008 | 2010 | 2012 |
IC en sneltreinen kernnet | 80,2 | 80,6 | 78,9 | 80,3 | 81,3 |
stoptreinen kernnet | 61,2 | 62,0 | 59,7 | 59,5 | 59,8 |
Nevenlijnen | 61,1 | 61,6 | 60,9 | 60,9 | 60,1 |
Nederland | 69,1 | 69,4 | 67,5 | 68,0 | 68,3 |
Bron: PBL obv spoorboekjes
Aanbod stad- en streekvervoer
Op initiatief van het CROW-KPVV is ook het aanbod aan stad- en streekvervoer in deze monitoring opgenomen. Het aantal metro- en sneltramhaltes is in de periode 2000-2013 met 16% toegenomen tot 156. Het totaal aantal haltes (dus inclusief tram- en bushaltes) is echter met 13% afgenomen. Ook in dienstregelingkilometers is het aanbod aan metro- en sneltramverbindingen vergroot (32% meer voertuigkilometers), onder andere door de Beneluxmetro en Randstadrail. Het totaal aanbod aan bus- en tramdiensten is in de periode 2000-2013 ook gestegen, met 13%.
Er zijn wel regionale verschillen in de ontwikkeling van het aanbod: een toenemend aanbod in Friesland, Drenthe en Zeeland, en sinds 2008 afnames in Groningen, Overijssel, Zuid Holland en Limburg.
De beschikbaarheid van openbaar vervoer voor inwoners en werkplekken
Op initiatief van CROW-KPVV is ook de beschikbaarheid van het regionale openbaar vervoer in de woonomgeving en in de omgeving van banen gemeten, voor de periode 2003-2013. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de beschikbaarheid van stad- en streekvervoer, en de beschikbaarheid van stad- en streekvervoer in combinatie met de beschikbaarheid van een station. Omdat reizigers voor stations een grotere afstand accepteren dan voor tram- en bushaltes en bovendien aan de woningzijde vaak een grotere afstand accepteren dan aan de bestemmingskant, zijn de normen voor de maximale afstand tot een halte verschillend.
Beschikbaarheid van stad en streekvervoer in de nabijheid van bewoners/arbeidsplaats
Metro / sneltram | tram | bus 4xpu | bus 2xpu | bus 1xpu | Bus minder 1xpu | Geen | totaal | ||
Inwoners | 2003 | 7,5% | 5,8% | 37,3% | 23,9% | 10,8% | 3,4% | 11,3% | 100,0% |
2008 | 7,8% | 5,8% | 40,5% | 22,7% | 10,1% | 2,3% | 10,9% | 100,0% | |
2013 | 7,8% | 6,1% | 38,7% | 23,8% | 11,0% | 1,8% | 10,8% | 100,0% | |
Banen | 2003 | 7,1% | 7,4% | 41,5% | 18,2% | 8,9% | 3,2% | 13,8% | 100,0% |
2008 | 7,4% | 6,9% | 43,0% | 18,5% | 7,8% | 2,3% | 14,1% | 100,0% | |
2013 | 7,3% | 6,9% | 42,2% | 19,6% | 8,5% | 1,8% | 13,7% | 100,0% |
Bron: Haltes obv OV9292, inwoners obv CBS, banen obv Lisa, bewerking PBL
De beschikbaarheid van metro/sneltramhaltes is vooral tussen 2003 en 2008 toegenomen. Daarna is die stabiel. Het percentage inwoners dat beschikt over een tramhalte in de nabijheid is toegenomen. Het percentage arbeidsplaatsen nabij een tramhalte is echter afgenomen. Dat komt door de opening van nieuwe tramlijnen naar nieuwbouwwijken en doordat de banengroei niet nabij tramhaltes heeft plaatsgevonden. De beschikbaarheid van frequente busdiensten is sinds 2008 afgenomen. Dat komt door frequentieverlagingen: kwartierdiensten zijn op een aantal plaatsen halfuursdiensten geworden. Per saldo nam de beschikbaarheid van frequent stad- en streekvervoer (metro, tram of bus minimaal 4x per uur) voor inwoners tussen 2003 en 2008 toe van 50,5% naar 54,1% maar daalde daarna tot 52,6%. Bij banen steeg deze beschikbaarheid tussen 2003 en 2008 van 55,9% naar 57,3%, maar daalde daarna tot 56,4%. Daardoor is de beschikbaarheid van frequent stad- en streekvervoer in 2013 weliswaar hoger dan in 2003 maar lager dan in 2008.
Het is niet zo, dat door de vermindering van het totaal aantal haltes nu een duidelijk groter deel van de bevolking of arbeidsplaatsen geen stad- of streekvervoer in de nabijheid heeft. Het aandeel inwoners zonder haltes is gedaald van 11,3% naar 10,8%, en ook het aandeel arbeidsplaatsen zonder halte is in 2013 met 13,7% iets lager dan in 2003 (13,8%).
Feitelijk heeft er een nivellering plaatsgevonden: minder mensen zonder stad- of streekvervoer, minder mensen met frequent stad- of streekvervoer, meer mensen met 1 of 2 keer per uur een bus.
De opening van nieuwe stations heeft de beschikbaarheid van de trein vergroot. Dat geldt voor inwoners over de gehele periode. Bij de arbeidsplaatsen zien we afnemende beschikbaarheid in de periode 2003-2008, door de sterke groei van de werkgelegenheid op niet-stationslocaties. Daarna is de werkgelegenheidsgroei stilgevallen, en domineert het effect van de opening van nieuwe stations. Daardoor is per saldo het aandeel arbeidsplaatsen met een station binnen bereik in 2013 groter dan in 2003.
Beschikbaarheid van treinstations en/of stad- en streekvervoer in de nabijheid van bewoners/arbeidsplaats
frequent stad/streekvervoer | bus 2x pu | Bus minder dan 2x pu | geen bus | Totaal | |||||||
wel station | geen station | wel station | geen station | wel station | geen station | wel station | geen station | Wel station | geen station | ||
inwoners | 2003 | 31,7% | 18,8% | 10,2% | 13,7% | 4,8% | 9,4% | 3,0% | 8,3% | 49,8% | 50,2% |
2008 | 33,4% | 20,7% | 9,8% | 12,8% | 4,3% | 8,0% | 3,1% | 7,8% | 50,6% | 49,4% | |
2013 | 32,6% | 20,0% | 11,3% | 12,5% | 4,7% | 8,2% | 3,1% | 7,6% | 51,7% | 48,3% | |
banen | 2003 | 25,9% | 30,0% | 3,8% | 14,4% | 2,1% | 10,0% | 1,6% | 12,2% | 33,4% | 66,6% |
2008 | 26,0% | 31,3% | 3,7% | 14,8% | 1,6% | 8,5% | 1,7% | 12,4% | 33,0% | 67,0% | |
2013 | 26,1% | 30,3% | 4,3% | 15,3% | 1,6% | 8,8% | 1,7% | 12,0% | 33,6% | 66,4% |
Bron: Haltes obv OV9292, stations obv NWB, inwoners obv CBS, banen obv Lisa, bewerking PBL
Voor ruim 30% van de inwoners en ruim een kwart van de arbeidsplaatsen is zowel een station als frequent stad- en streekvervoer beschikbaar. Het aandeel van de bevolking zonder halte en zonder station is gedaald van 8,3% in 2003 tot 7,6% in 2013, dit ondanks de vermindering van het aantal stad- en streekvervoerhaltes. Het aandeel arbeidsplaatsen zonder openbaar vervoer in de nabije omgeving is na een kleine stijging tot 2008 gedaald tot 12% in 2013.
De beschikbaarheid van openbaar vervoer verschilt tussen regio's. De figuren laten zien dat in de Randstadprovincies de beschikbaarheid van frequent stad- en streekvervoer het grootste is. In Flevoland nam die beschikbaarheid tussen 2008 en 2013 wel duidelijk af, vooral door aanpassingen van de stadsdienst in Lelystad. In Groningen is de beschikbaarheid van stad- en streekvervoer tussen 2003 en 2008 ook duidelijk afgenomen. Verder zijn de wijzigingen vrij geleidelijk, waarbij soms de ontsluiting iets is verbeterd en soms iets is verslechterd. De data zijn ook op gemeenteniveau beschikbaar (zie de cijferdocumenten die worden aangeboden onder de grafieken).
Beleidsdoelstellingen Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Deze indicator verwijst naar de volgende doelen en nationale belangen:
- Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat (bereikbaar)
- Nationaal Belang: Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationaal bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren
Bronnen
- IenM (2012), Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, Den Haag: Ministerie van Infrastructuur en Milieu.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Aanbod openbaar vervoer
- Omschrijving
- Aantal haltes en ritkilometers van trein, en bus tram en metro, de halteafstand van trein en metro/sneltramdiensten, rijsnelheid van treindiensten en de beschikbaarheid van stad/streekvervoerhaltes en treinstations voor bewoners en banen
- Verantwoordelijk instituut
- Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)
- Berekeningswijze
- De maximale afstand tot een halte bedraagt voor bewoners 1000 m hemelsbreed tot een metro/sneltram halte of 500 meter tot een bus of tramhalte.De maximale afstand tot een halte bedraagt voor banen 500 meter.De maximale afstand tot een station bedraagt voor bewoners 2000 m hemelsbreed tot een gewoon station of 3000 meter tot een intercity knooppunt.De maximale afstand tot een station bedraagt voor banen 1000 m hemelsbreed tot een gewoon station of 1500 meter tot een intercity knooppunt.De gehanteerde frequentie van de busdiensten is de frequentie overdag op werkdagen in de drukste richting.In de beschouwde periode is de Zoetermeerlijn en de Hofpleinlijn omgebouwd van spoorlijn tot metro/sneltramverbinding. Om een trendbreukeffect te voorkomen zijn deze twee verbindingen voor de gehele periode als metro/sneltramverbinding geteld.
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- Op aanvraag ook voor regio's beschikbaar
- Verschijningsfrequentie
- 1 keer per twee jaar
- Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2014). Aanbod openbaar vervoer, 2000-2012 (indicator 2140, versie 02, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.