Ganzen en pleisterplaatsen, 1975-2010

Ganzen en pleisterplaatsen

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

Door de toegenomen bemesting van grasland en door vermindering van de jacht is het aantal ganzen dat in Nederland overwintert in de tweede helft van de 20e eeuw zeer sterk toegenomen.

Ontwikkeling aantallen

Het aantal ganzen is nu veel hoger dan in de jaren zestig. In de winter van 2010/2011 verbleven bijna 800.000 kolganzen en bijna 600.000 brandganzen in Nederland. Brandgans en grauwe gans vertonen in de laatste tien jaar een sterke toename, de kolgans een matige toename. De rotgans is in die periode stabiel terwijl de trends van de kleine rietgans en de toendrarietgans onzeker zijn.

Pleisterplaatsen

Met de toename van de aantallen is ook het aantal en de totale oppervlakte aan ganzenpleisterplaatsen in de laatste veertig jaar sterk gestegen. Pleisterplaatsen zijn gebieden waar de ganzen in de winter voedsel zoeken; deze omvatten nu ongeveer 25% van het Nederlandse grondoppervlak (zie kaart). De belangrijkste ganzenpleisterplaatsen bevinden zich in laag Nederland en het rivierengebied.
Niet alleen het aantal pleisterplaatsen is toegenomen, maar ook het aantal ganzen dat op een pleisterplaats verblijft is groter dan voorheen. 30% van de plekken herbergen groepen van 10.000 of meer ganzen, vaak van verschillende soorten samen.

Oorzaken

De ganzen foerageren vooral op grasland. De bemesting van grasland zorgt voor eiwitrijk gras en een lang groeiseizoen vergeleken met vroeger. De ganzen profiteren daarvan, zeker nu boeren de begrazing door ganzen toelaten in het kader van het ganzengedoogbeleid. Daarnaast heeft ook de vermindering van de jacht tot een toename geleid.
Nederland is door de grote aantallen een internationaal belangrijk doortrek- en overwinteringgebied voor verschillende soorten ganzen. Sommige onderzoekers vragen zich af of de toendragebieden waar de ganzen broeden de grote aantallen ganzen nog kunnen verdragen.

Bronnen

  • Boele, A., J. van Bruggen, A. van Dijk, F. Hustings, J.-W. Vergeer en C.L. Plate (2011). Broedvogels in Nederland in 2009. SOVON-monitoringrapport 2011/01. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen.
  • Eerden, M.R. van, M. Zijlstra, M. van Roomen en A. Timmerman (1996). The response of Anatidae to changes in agricultural practice: long-term shifts in the carrying capacity for wintering waterfowl. In: M. Birkan, J. van Vessem, P. Havet, J. Madsen, B. Trolliet en M. Moser (red.). Proceedings of the Anatidae 2000 Conference, Strasbourg, France, 5-9 September 1994. Gibier Faune Sauvage, Game Wildl. 13: 681-706.
  • Koffijberg, K., B. Voslamber en E. van Winden (1997). Ganzen en zwanen in Nederland. Overzicht van pleisterplaatsen in de periode 1985-94. SOVON Vogelonderzoek Nederland. Beek-Ubbergen.
  • Mörzer Bruyns, M.F. (1966). Pleisterplaatsen van wilde ganzen in Nederland. Het Vogeljaar 14: 235-263.
  • Roomen, M., E. van Winden, K. Koffijberg, L. van den Bremer, B. Ens, R. Kleefstra, J. Schoppers, J-W. Vergeer, SOVON Ganzen- en Zwanenwerkgroep en L. Soldaat (2007). Watervogels in Nederland in 2005/2006. SOVON-monitoringrapport 2007/03. Waterdienst-rapport BM07.09. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen.
  • Voslamber, B., E. van Winden en K. Koffijberg (2004). Atlas van ganzen, zwanen en Smienten in Nederland. SOVON-onderzoeksrapport 2004/08. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen.
  • Voslamber, B., H. van der Jeugd en K. Koffijberg (2007) Aantallen, trends, en verspreiding van overzomerende ganzen in Nederland. Limosa jrg 80(1): 1-17.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Ganzen en pleisterplaatsen
Omschrijving
Ontwikkeling van de populatie ganzen en hun verspreiding over Nederland
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek
Berekeningswijze
De Soortgroep Trend Index (STI) betreft de gemiddelde index van de volgende soorten (met 1975 = 100): brandgans, grauwe gans, kleine rietgans, kolgans, rotgans, toendrarietgans en taigarietgans. De indexen zijn vanaf 2006 gebaseerd op de gemiddelde maandelijkse aantallen. De in de tekst genoemde aantallen zijn seizoensmaxima.

Het kaartje laat zien waar de belangrijkste pleisterplaatsen liggen (de lichtgroene gebieden), en hoe intensief deze in het seizoen 2010/2011 door ganzen gebruikt werden. Het gebruik is uitgedrukt in vogeldagen. Eén miljoen vogeldagen kan bijvoorbeeld betekenen dat 5.000 ganzen 200 dagen lang op de pleisterplaats waren, maar ook 10.000 ganzen gedurende 100 dagen.

De gegevens zijn gebaseerd op tellingen van SOVON van het Netwerk Ecologische Monitoring.
Basistabel
De index van de betrokken soorten met hun trend staan onder het tabblad afzonderlijke soorten onder Download figuurdata.
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
grafiek: jaarlijks; kaartje onregelmatig
Achtergrondliteratuur
Roomen, M., E. van Winden, F. Hustings, K. Koffijberg, R. Kleefstra, SOVON Ganzen- en zwanenwerkgroep en L. Soldaat (2005). Watervogels in Nederland in 2003/2004. SOVON-monitoringrapport 2005/03. RIZA-rapport BM05.15. SOVON Vogelonderzoek Nederland. Beek-Ubbergen.

Voslamber, B., E. van Winden & K. Koffijberg (2004). Atlas van ganzen, zwanen en Smienten in Nederland. SOVON-onderzoeksrapport 2004/08. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen.
Betrouwbaarheidscodering
B. Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
11
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
10
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03

Referentie van deze webpagina

CLO (2013). Ganzen en pleisterplaatsen, 1975-2010 (indicator 1185, versie 10, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.