Kiezelwieren in vennen, 1920-2010
U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.
Deze indicator is afgesloten. Het streven is om natuurindicatoren die gebaseerd zijn op een enkele soort af te bouwen. Ze zijn illustratief maar geven geen breed beeld van de ontwikkeling van de biodiversiteit in Nederland.
Het aandeel van het kiezelwier Eunotia exigua dat kenmerkend is voor sterk verzuurde vennen neemt de afgelopen jaren sterk af. Dit duidt op een verbetering van de waterkwaliteit van vennen.
Verzuring vennen
Door verzuring van vennen als gevolg van atmosferische depositie van zwavel- en stikstofverbindingen is de zuurgraad van veel vennen tot circa 1970 toegenomen van zwak zuur (pH ca. 6) tot zuur (pH <4). Dit blijkt uit de toename van Eunotia exigua, een soort van extreem zure omstandigheden.
Verbetering waterkwaliteit
De waterkwaliteit van de vennen was op een dieptepunt in de jaren tachtig van de vorige eeuw. De afname van de uitstoot van verzurende stoffen in de jaren erna heeft echter geleid tot een aanzienlijke vermindering van de zure depositie. Daardoor zijn de concentraties van sulfaat en ammonium in vennen sterk gedaald. De meeste vennen hebben weer een betere kwaliteit.
Kiezelwieren en verzuring
Het massaal voorkomen van het kiezelwier Eunotia exigua is een sterke aanwijzing voor sterk verzuurde omstandigheden. Rond 1920 was de gemiddelde hoeveelheid van deze soort slechts 1% van de aanwezige kiezelwieren. Maar eind jaren zeventig en begin jaren tachtig van de vorige eeuw bestond gemiddeld in alle vennen ruim de helft van het aantal exemplaren kiezelwieren uit Eunotia exigua. Omdat de waterkwaliteit is verbeterd is in 2010 het percentage weer gezakt tot 4%. De soorten van niet verzuurde wateren, die rond 1920 een kwart van het totaal uitmaakten, zijn nu met 18% aanwezig. Het verloop van Eunotia exigua is te zien op de figuur.
Voedselrijkdom
Het afnemen van de verzuring leidt echter ook tot het vrijkomen van het in de bodem opgeslagen fosfaat en stikstof en daarmee tot het toenemen van de eutrofiëring van de vennen. Een groep van soorten die goed gedijt in voedselrijkere zure wateren, komt in de monsters van 1920 maar met 1% van de exemplaren voor, maar in de huidige monsters met circa 10%. Deze toename geeft aan dat de kwaliteit van de vennen voor voedselrijkdom (nog) niet op het niveau van het begin van de 20e eeuw zit.
Bronnen
- Dam, H. van en A. Mertens (2011). Monitoring herstel verzuring en klimaatverandering vennen 1978-2010; temperatuur, hydrologie, chemie, kiezelwieren. Rapport AWN 911. Water en Natuur, Amsterdam.
Relevante informatie
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- Kiezelwieren in vennen
- Omschrijving
- Ontwikkeling het kiezelwier Eunotia exigua in vennen. Deze soort is kenmerkend voor sterk verzuurde wateren
- Verantwoordelijk instituut
- Centraal Bureau voor de Statistiek
- Berekeningswijze
- In verschillende perioden is het aandeel van Eunotia exigua ten opzicht van het aandeel van de andere soorten in monsters bepaald.
- Basistabel
- Gegevens overgenomen van rapport van Van Dam en Mertens
- Geografische verdeling
- Nederland
- Andere variabelen
- Verzuring (zie rapport)
- Verschijningsfrequentie
- onregelmatig
- Achtergrondliteratuur
- Dam, H. en A. Mertens (2011). Monitoring herstel verzuring en klimaatverandering vennen 1978-2010; temperatuur, hydrologie, chemie, kiezelwieren. Rapport AWN 911. Water en Natuur, Amsterdam.
- Opmerking
- Kiezelwieren of diatomeeën zijn eencellige algen die gevoelig zijn voor veranderingen in de zuurgraad en de voedselrijkdom van het water.
- Betrouwbaarheidscodering
- Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd.
Archief van deze indicator
Referentie van deze webpagina
CLO (2011). Kiezelwieren in vennen, 1920-2010 (indicator 1550, versie 01, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.