Voortgang bodemsanering, 2000-2007

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

Het aantal uitgevoerde bodemonderzoeken en bodemsaneringen vertoont de laatste jaren een stijgende lijn.

Aantal afgesloten saneringen met 8% toegenomen in 2007

In 2007 zijn 1.645 bodemsaneringen afgesloten. Dat was bijna 8% meer dan in 2006. Sinds 2002 is een stijgende trend waarneembaar in het aantal afgesloten saneringen.

Getrapte uitvoering van bodemsaneringsonderzoek

Het onderzoek van locaties met (potentieel) ernstige bodemverontreiniging wordt getrapt uitgevoerd. Er wordt begonnen met een Historisch Onderzoek. Als er voldoende aanleiding toe is gaat de verdachte locatie naar een gedetailleerder en duurder vervolgonderzoek (Oriënterend Onderzoek). Pas bij de volgende stap, het Nader Onderzoek, wordt de feitelijke beslissing genomen om wel of niet te saneren. In 2006 is het Besluit Uniforme Saneringen (BUS) in werking getreden. Met deze regeling kunnen onderzoek en sanering langs een versnelde route worden afgerond.

Forse stijging aantal Historische Onderzoeken en Oriënterende Onderzoeken in 2007

  • Het aantal Historische Onderzoeken is gestegen van circa 2.500 in 2005 tot 10.500 in 2007 als gevolg van de duidelijkheid die er door het Landsdekkend Beeld Bodemkwaliteit (LDB) is ontstaan over de locaties.
  • Het aantal Oriënterende Onderzoeken bedroeg 3.759 in 2007, een stijging van 60% ten opzichte van 2006. Deze toename hangt samen met de sterke stijging van het aantal Historische Onderzoeken.
  • In 2007 werden 1378 Nadere Onderzoeken uitgevoerd. Dat is circa 5% hoger dan in 2006, maar lager dan in de jaren 2000-2005. De daling van de afgelopen jaren hangt samen met het in werking treden van het Besluit Uniforme Saneringen (BUS), omdat na een BUS-melding geen beschikking op Nader Onderzoek meer volgt. Het aantal BUS-meldingen bedroeg 458 in 2007. Niet iedere BUS-melding leidt tot een sanering. Het aantal gemelde BUS-saneringen was 224.
    Circa 400 Nadere Onderzoeken hadden betrekking op potentiële spoedlocaties.

Voorgenomen aanpak bodemsanering tot 2030

De huidige werkvoorraad bodemsanering (situatie 2007) omvat 270.000 locaties met (potentieel) ernstige bodemverontreiniging, waaronder 20.000 - 25.000 potentiële spoedlocaties.
Bij spoedlocaties geldt dat de risico's bij huidig bodemgebruik niet aanvaardbaar zijn. Om de daadwerkelijke spoedlocaties te identificeren dienen de potentiële spoedlocaties verder te worden onderzocht. Naar schatting leidt dit voor 10% van de onderzochte locaties tot spoed op basis van humane risico's en 30-40% van de locaties als ook verspreidings- en ecologische risico's worden meegenomen (verspreidingsrisico's spelen hierbij de hoofdrol). De versnelde uitvoering van Historische en Oriënterende Onderzoeken leidt tot een zich snel ontwikkelend beter inzicht. De lijst met spoedlocaties uit de inventarisatie dient beschikbaar te zijn in 2010. Een kanttekening is dat het optreden van spoed afhangt van het bodemgebruik, dat door herinrichting kan veranderen.
Voor de overige locaties van de huidige werkvoorraad geldt de doelstelling dat deze uiterlijk in 2030 moeten zijn aangepakt, in samenhang met marktdynamiek, uitvoering van bouwplannen en de herinrichting van gebieden. Door het toepassen van efficiëntere procedures, zoals het Besluit Uniforme Saneringen (BUS) en het project Modulaire Opbouw Saneringen (MOS), tracht men de snelheid waarmee het aantal onderzoeken en saneringen wordt uitgevoerd te verhogen.

Financiële voortgang bodemsanering in 2007

De totale bodemsaneringsoperatie kostte €387 miljoen in 2007. Dat is 17% minder dan in 2006, maar vergelijkbaar met 2005. In 2007 werden vooral veel kleine, relatief goedkope bovengrondsaneringen uitgevoerd. In 2006 werden de hoge kosten veroorzaakt door enkele grote locaties met dure ondergrondsaneringen. In 2007 werd 14% van het totale bedrag uitgegeven aan onderzoek en 86% aan saneringen. De multiplier (verhouding tussen totale uitgaven en de uitgaven van de overheid) bedroeg 2,2.

Het totaalbedrag voor de sanering van land- en waterbodems van 1981 tot en met 2007 bedroeg circa €5,4 miljard. De door de overheid gefinancierde saneringen bedroeg in totaal circa €3,6 miljard, inclusief 5 à 10% voor de sanering van waterbodems (regionale wateren). De helft van het overheidsgeld werd besteed aan projectfinanciering (grote locaties), de andere helft aan budgetfinanciering ten behoeve van de meer routinematige aanpak van kleinere locaties door gemeenten en provincies. Door diverse marktpartijen werd in dezelfde periode naar schatting €1,8 miljard besteed aan bodemsanering (saneringen in eigen beheer). Na de beleidsvernieuwing in 1997 is de verhouding uitgaven overheid en uitgaven sanering in eigen beheer verschoven naar de huidige verhouding van circa 50%-50%.
In de figuur is de trend weergegeven van de totale landelijke uitgaven voor bodemsanering van 2000-2007.

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
10
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03

Referentie van deze webpagina

CLO (2008). Voortgang bodemsanering, 2000-2007 (indicator 0409, versie 08, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.