Energielabels voor personenauto's, 2000-2006
U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.
Het marktaandeel van relatief zuinige personenauto's (met energielabel A of B) varieert sinds 2001 tussen 15 en 25 procent. In 2006 was het marktaandeel van auto's met een A-label hoger dan in de jaren daarvoor. Dit is mede het gevolg van de subsidieregeling voor relatief zuinige auto's die sinds juli 2006 van kracht is.
Marktaandeel energie-zuinige auto's varieert tussen de 15 en 25 procent
Het marktaandeel van relatief zuinige auto's (met energielabel A of B) ligt sinds 2001 tussen de 15 en 25 procent.
In 2002 was de verkoop van auto's met A-label relatief hoog, met een marktaandeel van circa 3%. In dat jaar golden er milieusubsidies van 1.000 euro voor auto's met een A-label en 500 euro voor auto's met een B-label. Deze subsidieregeling is begin 2003 weer stopgezet. In 2003 was het marktaandeel van auto's met A-label gedaald naar circa 1,3%.
Marktaandeel auto's met A-label neemt toe in 2006
Per 1 juli 2006 is een nieuwe regeling van kracht om de verkoop van relatief zuinige auto's te stimuleren. Auto's met A-label krijgen, net als in 2002, een korting van 1.000 euro op de aankoopbelasting (BPM), terwijl auto's met B-label een korting krijgen van 500 euro. Verder is de BPM op relatief onzuinige auto's (met een energielabel D, E, F of G) verhoogd met bedragen oplopend tot 540 euro. In 2006 was het marktaandeel van het A-segment circa 5%. Dit is aanzienlijk hoger dan in de jaren daarvoor, waarin het aandeel van het A-segment fluctueerde tussen 0,3% en 3%. Na de inwerkingtreding van de stimuleringsregeling in juli 2006 nam het aandeel van A- en B-labels bovendien toe ten opzichte van de maanden daarvoor: in de eerste helft van 2006 was het aandeel A-labels 4% en het aandeel B-labels 14%, in de tweede helft van 2006, na de inwerkingtreding van de stimuleringsregeling, namen deze aandelen toe tot 7% en 19%.
Hybride auto's
Hybride auto's, die bij de middenklassers tot het A -segment behoren, kregen vóór 2006 een BPM-korting van 9.000 euro. In juli 2006 is deze korting verlaagd tot 6.000 euro. Wel krijgen hybride auto's uit het B-segment sinds juli 2006 ook een korting op de BPM; deze korting bedraagt 3.000 euro. De verkoop van hybride auto's was in 2006 ongeveer gelijk aan die in 2005: in beide jaren zijn circa 3.000 hybride auto's verkocht. De verlaging van de BPM-korting voor A-labels lijkt echter wel degelijk een effect te hebben gehad op de verkopen: van de circa 3.000 hybride auto's die in 2006 zijn verkocht, is circa 80% in de eerste helft van het jaar verkocht. De verkoop van hybride auto's nam na de verlaging van de BPM-korting dus fors af. In 2005 was de verkoop van hybride auto's in de eerste en tweede helft van het jaar ongeveer gelijk.
Nog weinig aanbod van auto's met A-label in de middenklasse en duurdere segment
Auto's met een A- of B-label zijn in aanschaf niet duurder dan vergelijkbare modellen met andere labels, uitgezonderd de hybride auto's. De BPM-korting voor hybride auto's overbrugt overigens het grootste deel van dit prijsverschil. Er is echter nog weinig aanbod van A-label auto's in de midden- en grotere klassen, die het meest verkocht worden. Oorzaak hiervan ligt deels in de wijze waarop de energielabels voor personenauto's in Nederland worden vastgesteld. Dit gebeurt namelijk deels op basis van de relatieve zuinigheid van de auto (in vergelijking met auto's van soortgelijke grootte), maar ook deels op basis van de absolute zuinigheid. Omdat ook de absolute zuinigheid een rol speelt, is het voor grote auto's met een hoger absoluut verbruik moeilijker om een energielabel A, B of C te krijgen.
De grenswaarden voor de klasse-indeling worden jaarlijks herzien
De grenswaarden voor de indeling van personenauto's in energieklassen worden jaarlijks herzien. Daarbij wordt gekeken naar de ontwikkeling van de zuinigheid van nieuwe auto's in het vorige jaar en naar de verwachte ontwikkeling in het aankomende jaar. Neemt de zuinigheid toe, dan wordt de indeling aangescherpt. Gevolg hiervan is dat dezelfde auto in het ene jaar bijvoorbeeld een B-label kan hebben en in het jaar daarop een C-label. Het jaarlijks opnieuw vaststellen van de labels is daarmee van invloed op het aanbod van auto's in de verschillende segmenten: wanneer de labels worden aangescherpt (wat over het algemeen het geval is), kan het aanbod van A- en B-labels afnemen. De voorgestelde aanscherping van de labels voor 2008 leek er zelfs toe te leiden dat een groot deel van de auto's die in 2007 tot het A-segment behoren, in 2008 tot het B-segment zouden behoren. Het aanbod van A-labels zou dus fors afnemen. Staatssecretaris De Jager van Financiën heeft inmiddels echter voorgesteld voor 2008 dezelfde labels te gebruiken als voor 2007.
Beleid energielabels personenauto's
Sinds 2001 is het energielabel verplicht voor nieuwe personenauto's. De invoering van een energielabel is een direct gevolg van de Europese richtlijn over de beschikbaarheid van consumenteninformatie over het brandstofverbruik van nieuwe personenauto's. Deze richtlijn (1999/94/EG) maakt deel uit van de strategie van de Europese Unie om het energiegebruik van nieuwe personenauto's terug te dringen.
Bronnen
- RDW (2007). Verkoopcijfers A- en B-label auto's. RDW, Zoetermeer.
- MNP (2007). Milieubalans 2007. Milieu- en Natuurplanbureau, Bilthoven.
Relevante informatie
- www.energielabel.nl
- Ministerie VROM. Dossier energielabel.
- Milieucentraal. Auto en milieu. Milieu-informatie voor consumenten.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- -
- Omschrijving
- -
- Verantwoordelijk instituut
- -
- Berekeningswijze
- -
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- -
- Verschijningsfrequentie
- -
- Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2007). Energielabels voor personenauto's, 2000-2006 (indicator 0537, versie 01, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.