Vitaliteit van bomen

Vitaliteit bomen

U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.

Deze indicator is vervallen. Tussen 1984 en 1998 is de vitaliteit van het Nederlande bos jaarlijks gemeten. Na 1998 zijn geen metingen meer uitgevoerd. Een actualisering van de indicator zal worden uitgevoerd als nieuwe, wetenschappelijk verantwoorde inzichten beschikbaar zijn.

De vitaliteit van sommige boomsoorten wisselt sterk. De gezondheidstoestand van het Nederlandse bos is voorlopig niet in het geding.

Ontwikkeling

De vitaliteit van grove den, zomereik en beuk wisselt sinds 1984 per jaar. Van een uitgesproken achteruitgang of vooruitgang is echter geen sprake. De aangeplante exoten Corsicaanse den, fijnspar en vooral Douglasspar gaan sinds 1984 wel in vitaliteit achteruit, al lijkt er in de laatste jaren weer enig herstel.

Oorzaken van de fluctuaties in vitaliteit

Bij de start van de metingen in 1984 werd verondersteld dat de vitaliteit van de Nederlandse bossen door verzuring, vermesting en verdroging ernstig aangetast werd. Bij nader inzien bleek de vitaliteit te fluctueren in de tijd en was het niet eenvoudig om de oorzaken van veranderingen in bosvitaliteit aan te wijzen. Ook weer, klimaat, ziekten (schimmels) en plagen (insecten) hebben namelijk een grote invloed op de gezondheidstoestand van bomen. Om het nog ingewikkelder te maken: de luchtverontreiniging kan ook weer invloed hebben op het voorkomen van plagen. In matig vervuilde gebieden is er een toename van insectenplagen vastgesteld, maar in zeer sterk vervuilde gebieden juist een afname.

Vooruitzichten

Het Nederlandse bos wordt volgens Reuver et al. (1998) op korte en middellange termijn niet bedreigd in zijn voortbestaan. Op langere termijn (circa 200 jaar) kan het bos echter te gronde gaan aan vergiftiging door aluminium, dat bij verzuring in sterk verzuurde bodems vrijkomt, als de verzuring zou voortduren.

Bronnen

  • IKC-Natuurbeheer (1998). Verslag Meetnet Bosvitaliteit 1998. IKC-Natuurbeheer. Wageningen.
  • Reuver, P.J. H.M., J.J. Borgesius, G.T.M. Grimberg en G. van Tol (1998). De vitaliteit van bossen in Nederland in 1998. Verslag Meetnet Bosvitaliteit nr. 4. IKC-Natuurbeheer. Wageningen.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Opmerking
In de grafiek is het percentage vitale en minder vitale bomen per meetpunt weergegeven. Sinds 1984 wordt de vitaliteit van de Nederlandse bossen gemeten aan de hand van bladverkleuring en bladverlies van een aantal boomsoorten (beuk, grove den, zomereik, Corsicaanse den, fijnspar en Douglasspar). Er worden vier verkleuringklassen en vier bladverliesklassen onderscheiden. Een boom krijgt de kwalificatie 'vitaal' bij bladverliesklasse 1 en verkleuringklasse 1 of 2. De boom is 'minder vitaal' bij bladverliesklasse 1 en verkleuringklasse 3 of bij bladverliesklasse 2 en verkleuringklasse 1 of 2. Minder vitaal houdt in dat er enige twijfel is over de toekomst van de boom. Bij alle andere combinaties is de boom weinig of niet vitaal.
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versieā€Ž
02

Referentie van deze webpagina

CLO (2004). Vitaliteit van bomen (indicator 1172, versie 02, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.