Ganzen en ganzenpleisterplaatsen: ontwikkeling aantallen
U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.
Het aantal ganzen in Nederland is zeer sterk toegenomen. In de winter zijn ze in veel gebieden in grote aantallen aanwezig.
Ontwikkeling aantallen
Het aantal ganzen is nu veel hoger dan in de jaren zestig en de toename gaat nog steeds door. Dat geldt zowel voor alle ganzensoorten samengenomen als voor elke afzonderlijke soort, zoals de brandgans (zie grafiek). Alleen de rotgans daalt de laatste vijf jaar in aantal, maar het aantal van deze soort ligt nog ver boven het niveau van de jaren zestig. Het merendeel van de ganzen betreft kolganzen en brandganzen; daarnaast gaat het om rietgans, kleine rietgans, grauwe gans en rotgans.
Pleisterplaatsen
Met de toename van de aantallen is ook het aantal en de totale oppervlakte aan ganzenpleisterplaatsen in de laatste veertig jaar sterk gestegen. Pleisterplaatsen zijn gebieden waar de ganzen in de winter verblijven; deze omvatten nu ongeveer 25% van het Nederlandse grondoppervlak (zie kaart). De belangrijkste ganzenpleisterplaatsen bevinden zich in laag Nederland en het rivierengebied. Met de toename van het aantal ganzen is er een verschuiving opgetreden in de pleisterplaatsen. Het aantal plaatsen is sinds 1960 verdrievoudigd en de groepen zijn groter dan voorheen. 30% van de plekken herbergen groepen van 10.000 of meer ganzen, vaak van verschillende soorten samen.
Oorzaken
De ganzen foerageren vooral op grasland en eten daar veel gras. De bemesting van grasland zorgt voor eiwitrijk gras en een lang groeiseizoen vergeleken met vroeger. De ganzen profiteren daarvan, zeker nu boeren de begrazing door ganzen toelaten in het kader van het ganzengedoogbeleid. Daarnaast is de toename van de ganzen veroorzaakt door het verminderen van de jacht. Nederland is door de grote aantallen een internationaal belangrijk doortrek- en overwinteringsgebied voor verschillende soorten ganzen. Sommige onderzoekers vragen zich af of de toendragebieden waar de ganzen broeden de grote aantallen ganzen nog kunnen verdragen.
Bronnen
- Bergh, L.M.J. van den (1985). Ganzenpleisterplaatsen in Nederland. RIN-rapport 85/16. Leersum.
- Eerden, M.R. van, M. Zijlstra, M. van Roomen en A. Timmerman (1996). The response of Anatidae to changes in agricultural practice: long-term shifts in the carrying capacity for wintering waterfowl. In: M. Birkan, J. van Vessem, P. Havet, J. Madsen, B. Trolliet en M. Moser (red.). Proceedings of the Anatidae 2000 Conference, Strasbourg, France, 5-9 September 1994. Gibier Faune Sauvage, Game Wildl. 13: 681-706.
- Koffijberg, K., B. Voslamber en E. van Winden (1997). Ganzen en zwanen in Nederland. Overzicht van pleisterplaatsen in de periode 1985-94. SOVON Vogelonderzoek Nederland. Beek-Ubbergen.
- Mörzer Bruyns, M.F. (1966). Pleisterplaatsen van wilde ganzen in Nederland. Het Vogeljaar 14: 235-263.
- SOVON Ganzen- en Zwanenwerkgroep (2001). Ganzen- en zwanentellingen in Nederland in 1999/2000. SOVON-monitoringrapport 2001/06. Beek-Ubbergen.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- -
- Omschrijving
- -
- Verantwoordelijk instituut
- -
- Berekeningswijze
- -
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- -
- Verschijningsfrequentie
- -
- Opmerking
- De Soortgroep Trend Index (STI) betreft de gemiddelde index van de volgende soorten (met 1960 = 100 voor elke soort en tussen haakjes de trend sinds 1960): brandgans (toename), grauwe gans (toename), kleine rietgans (toename), kolgans (toename), rietgans (toename; toendrarietgans en taigarietgans zijn samengevoegd) en rotgans (toename, maar daling in de laatste vijf jaar). De indexen zijn gebaseerd op de seizoensmaxima per jaar. De gegevens zijn gebaseerd op tellingen van SOVON van het Netwerk Ecologische Monitoring. De informatie over pleisterplaatsen is voor 2000-2002 aangevuld door Alterra.
- Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Bekijk meer Bekijk minder
Referentie van deze webpagina
CLO (2002). Ganzen en ganzenpleisterplaatsen: ontwikkeling aantallen (indicator 1185, versie 02, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.