Duinpieper en stuifzanden

Duinpieper en stuifzanden

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

De vermindering van de oppervlakte stuifzanden is één van de oorzaken van de achteruitgang van de duinpieper.

Ontwikkeling

Duinpiepers komen in kleine aantallen voor in zandige heidevelden en zandverstuivingen. In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw kwam de duinpieper nog met tientallen paren voor in Limburg en Noord-Brabant. Sindsdien krimpt het verspreidings-gebied steeds verder in. Momenteel komen duinpiepers alleen nog voor op de zandverstuivingen op de Veluwe, onder andere in het Kootwijkerzand en Harskampse Zand. De totale populatie bedraagt nu nog slechts 20-25 broedparen.

Oorzaken

Eén van de oorzaken van de achteruitgang is de vermindering van de oppervlakte zandverstuivingen. De resterende stuifzanden worden minder geschikt door vergrassing, de opkomst van het mos grijs kronkelsteeltje en door recreatie. De duinpieper staat op de Rode Lijst van vogels.

Bronnen

  • Dijk, A.J. van, M.J.T. van der Weide, R. Kleefstra, D. Zoetebier en C. Plate (2001). Kolonievogels en zeldzame broedvogels in Nederland in 1999. SOVON-monitoringrapport 2001/08. Beek-Ubbergen.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Opmerking
De indexcijfers zijn gebaseerd op het landelijke meetnet broedvogels van het Netwerk Ecologische Monitoring, waarbij 1950 op 100 is gezet.
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
12
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
11
versie‎
10
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03
versie‎
02

Referentie van deze webpagina

CLO (2002). Duinpieper en stuifzanden (indicator 1146, versie 02, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.