Mechanische bestrijdingsmethoden in de landbouw per teeltsector, 1995-2012

U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.

Deze indicator is beëindigd.


De informatie die eerder in deze indicator gepresenteerd werd, is nu opgenomen in de indicator Mechanische en andere niet-chemische bestrijdingsmethoden in de landbouw per teeltsector en gewas.

Uit voorlopige cijfers over het gebruik van mechanische bestrijdingsmethoden in de land- en tuinbouw blijkt een afname sinds 2004. In 2012 is in alle teeltsectoren het percentage van het areaal met toepassing gedaald naar 60% (groenten open grond) of lager (tot 15%, bloembollen).

Over het algemeen afname mechanische bestrijdingsmethoden in alle sectoren

Het gebruik van mechanische bestrijdingsmethoden in de land- en tuinbouw is sinds 2004 afgenomen. Uit voorlopige cijfers over 2012 blijkt dat in alle teeltsectoren, dat wil zeggen akkerbouw, groenten open grond, fruit, bloembollen, boomkwekerij, groenten onder glas, bloemen onder glas en champignons, het percentage van het areaal met toepassing is gedaald naar 60% (groenten open grond) of lager (tot 15%, bloembollen). Een reden kan zijn dat telers dit niet langer in arealen bijhouden of dat onderliggende gebruiksregistraties niet altijd deze data bevatten en beperkt zijn tot chemische bestrijding. Een vijftal sectoren worden hieronder uitgelicht. Voor gegevens over de toepassing naar gewas:

Teeltsector Akkerbouw (inclusief snijmais)

De teeltsector akkerbouw is voor wat betreft areaal veruit het grootst van alle teeltsectoren. Berekend over alle mechanische en overige methoden samen daalt het areaal met toepassing van één of meer methoden in 2012 naar 25%, terwijl dit in 2000 nog bijna 40% was.
In deze teeltsector is de machinale onkruidbestrijding, met alle jaren meer dan 20%, het belangrijkst. Daarna komt de overige onkruidbestrijding. Handmatige onkruidbestrijding is met percentages van 5% of minder (uitgezonderd 2008) van ondergeschikt belang.

Teeltsector Groenten open grond (inclusief aardbeien)

De teeltsector groenten open grond is in areaal veel kleiner dan de akkerbouw, maar de percentages met toepassing van alle mechanische en overige methoden samen zijn hier hoger; alle jaren variërend tussen de 50 en 80%. Toch daalt ook hier in 2012 het percentage naar minder dan 60% en daarmee naar een lager niveau dan in 2004, 2008 of 1998.
Per methode valt op dat de machinale onkruidbestrijding met ongeveer 50% redelijk stabiel is. Maar ook dat de handmatige onkruidbestrijding met percentages tot ruim 40% van belang is, alsmede de overige onkruidbestrijding (door grondbedekking) met ruim 10%.

Teeltsector Boomkwekerij open grond (inclusief bloemkwekerij)

De teeltsector boomkwekerij is in areaal nog wat kleiner dan de teeltsector groenten open grond, maar ook zij wordt gekenmerkt door een relatief groot areaal met toepassing van de genoemde methoden. Over alle methoden samen daalt het niveau van toepassing in 2012 naar 56%, terwijl dit in 2000 nog bijna 80% was.
Per methode valt op dat de machinale onkruidbestrijding tot 2008 stabiel was met percentages tussen de 60 en 70, maar in 2012 daalt naar 40%. In deze teeltsector wordt, evenals bij groenten open grond, veel handmatige onkruidbestrijding toegepast. Ook de overige onkruidbestrijding is van belang.

Teeltsector bloembollen

De teelsector bloembollen wordt juist gekenmerkt door een laag areaal met toepassing van mechanische methoden. Het percentage daalt sinds 2004. Opvallend is dat handmatige onkruidbestrijding vanaf 2004 belangrijker is dan machinale. Hier speelt waarschijnlijk mee dat pleks- of perceelsgewijze methoden in de berekeningswijze tot uitkomsten leiden alsof ze volvelds waren toegepast. Bij bollen zijn overige bestrijdingen zoals ziekzoeken ook van belang.

Teeltsector bloemen onder glas

De teeltsector bloemen onder glas valt op door een hoog aandeel overige bestrijding dat resulteert in een sinds 2000 stijgend percentage met toepassing over alle methoden.
Hierbij speelt een rol dat de laatste jaren in deze teeltsector gebruik wordt gemaakt van registratiesystemen waarbinnen het administreren van het gebruik van niet-chemische methoden zoals plantenextracten wordt aangemoedigd.

Gebruik van mechanische en overige bestrijdingsmethoden in de landbouw

Onder mechanische en overige bestrijdingsmethoden worden alle methoden verstaan waarbij geen chemische middelen of biologische bestrijders worden gebruikt. De ontwikkeling van deze bestrijdingsmethoden wordt in de figuren weergegeven zowel voor alle gebruikte methoden samen, als voor diverse methoden apart.
In de figuren is bij totaal voor alle methoden samen te zien op hoeveel procent van de arealen in een bepaalde teeltsector tenminste één van de genoemde methoden wordt gebruikt.
De volgende methoden worden apart vermeld: machinale onkruidbestrijding, handmatig onkruidbestrijding, overige onkruidbestrijding (zoals aanaarden) en overige bestrijding. Overige bestrijdingen, zoals het verwijderen van aangetast materiaal, het toepassen van plantenextracten en basisstoffen, zijn alle overige niet-chemische methoden die geleverd zijn.
De methoden loofdoding en stomen & inunderen zijn slechts in enkele teeltsectoren van belang en worden daarom hier niet apart vermeld. Zij worden wel meegenomen in de totaalcijfers.
Mechanische onkruidbestrijding is belangrijk in teeltsectoren met open teelten.
Overige bestrijding is vooral belangrijk in bedekte teelten. Toch geeft 2004 ook in de open teelten een piek te zien. Dit komt doordat het gebruik van hulpstoffen/uitvloeiers vanaf dat jaar niet langer tot de chemische bestrijding wordt gerekend en daarom in 2004 bij de overige bestrijding is ondergebracht.

Nota's duurzame gewasbescherming

Het beleid ten aanzien van gewasbeschermingsmiddelen richt zich op een duurzaam gebruik van deze middelen in 2023 (LNV, 2004; EZ, 2013). Eén van de doelstellingen is het verminderen van de milieu-effecten door het bevorderen van geïntegreerde gewasbescherming. Mechanische bestrijding is een belangrijke component van geïntegreerde gewasbescherming en dient vanaf 2015 ook apart geadministreerd te worden in de gewasbeschermingsmonitor. In een green deal groene gewasbeschermingsmiddelen wordt sinds 2014 de beschikbaarheid van laag-risico middelen en basisstoffen bevorderd.
Informatie over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de land- en tuinbouw:

Bronnen

Relevante informatie

  • Meer gegevens over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw zijn te vinden op StatLine (CBS).

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Mechanische bestrijdingsmethoden in de landbouw per teeltsector
Omschrijving
Ontwikkeling van de toepassing van mechanische en overige niet-chemische methoden (in percentages van het areaal) in de landbouw per teeltsector. Er is een selectie gemaakt van een aantal sectoren.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Berekeningswijze
De basisgegevens worden verzameld met behulp van een schriftelijke enquête. Er wordt een steekproef getrokken onder de bedrijven in de Landbouwtelling van een voorafgaand jaar. De uitkomsten zijn op basis van een bruikbare respons van ongeveer 3 000 bedrijven. Meer informatie over de onderzoeksmethode geeft de publicatie Bestrijdingsmiddelengebruik in de landbouw (CBS, 2014a).
Geografische verdeling
Nederland
Andere variabelen
Voor de jaren waarin het onderzoek is uitgevoerd zijn er ook gebruiksgegevens beschikbaar per maand, over het aantal bedrijven met gebruik en over de oppervlakte met gebruik.
Verschijningsfrequentie
Onregelmatig met tussenperioden van enkele jaren
Achtergrondliteratuur
Bestrijdingsmiddelengebruik in de landbouw (CBS, 2015a)
Opmerking
Betrouwbaarheidscodering
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Referentie van deze webpagina

CLO (2015). Mechanische bestrijdingsmethoden in de landbouw per teeltsector, 1995-2012 (indicator 0582, versie 01, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.