Grondwatersituatie, landelijk beeld, 1950-1990
U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.
Deze indicator wordt niet meer bijgehouden.
Verlaging van de ondiepe grondwaterstand gebeurde onder invloed van ruilverkaveling, verlaging van de diepe grondwaterstand door grondwaterwinning.
Ontwikkeling ondiepe grondwaterstand (linker figuur)
In grote delen van hoog Nederland is de stand van het ondiepe grondwater met 20 tot 40 centimeter gedaald. Plaatselijk is er zelfs sprake van een daling van 40 tot 120 centimeter (Bron: Alterra; Sluijs, et al., 1989). Oorzaken van deze daling zijn aanpassingen in de waterhuishouding voor de landbouw sinds de jaren vijftig. De plaatselijk optredende grote dalingen worden waarschijnlijk veroorzaakt door een combinatie van aanpassingen voor de landbouw, met (de toename van) de winning van grondwater voor bijvoorbeeld de drink- en industriewatervoorziening.
Invloed ruilverkaveling op de ondiepe grondwaterstand
In het kader van de mechanisering en schaalvergroting van de landbouw, zijn vanaf 1950, op grote schaal ruilverkavelingen en landinrichtingsprojecten uitgevoerd. De aanpassingen van het watersysteem die daarmee gepaard gingen, betroffen vooral het doorvoeren van een peilverlaging, het verbeteren van de afvoer en in het geval van hogere gronden ook de aanvoer van water van elders. Dit leidde tot verlaging van de grondwaterstand of een afname van de kweldruk, met verdroging van de natuur als resultaat.
Ontwikkeling diepe grondwaterstand (stijghoogte) (rechter figuur)
De gemiddelde stijghoogte van het diepe grondwater in Nederland, is de afgelopen 50 jaar met ruim 30 centimeter afgenomen (Kremers en Van Geer, 2000). De afname is in het midden van de jaren vijftig begonnen en komt vrijwel overal voor. De afname wordt waarschijnlijk veroorzaakt door de toename van de grondwaterwinning. Rond 1950 bedroeg de grondwaterwinning voor de drinkwatervoorziening circa 250 miljoen m3/jaar; rond 1998 was dat meer dan verdrievoudigd tot circa 800 miljoen m3/jaar. De grondwaterwinning voor industriële doeleinden heeft in de jaren 1970 een piek bereikt van circa 500 miljoen m3/jaar en is nu weer terug op het niveau van 1950, namelijk circa 200 miljoen m3/jaar.Voor de volledigheid dient te worden vermeld, dat er natuurlijk een interactie bestaat tussen de daling van de ondiepe grondwaterstand door de verlaging van het oppervlaktewaterpeil en de daling van de stijghoogte van het diepe grondwater door de waterwinning.
Bronnen
- Kremers, A.H.M. en F.C. van Geer (2000). Trendontwikkeling Grondwater 2000. Analyseperiode 1955-2000. TNO-rapport: NITG 00-184-B, Delft.
- Sluijs, P. v.d. en H.C. van Heesen (1989). Veranderingen in de berekening van de GHG en de GLG. Landinrichting, 29 (1), blz 18-21.
Technische toelichting
- Naam van het gegeven
- -
- Omschrijving
- -
- Verantwoordelijk instituut
- -
- Berekeningswijze
- -
- Basistabel
- -
- Geografische verdeling
- -
- Verschijningsfrequentie
- -
- Betrouwbaarheidscodering
- -
Archief van deze indicator
Referentie van deze webpagina
CLO (2003). Grondwatersituatie, landelijk beeld, 1950-1990 (indicator 0283, versie 03, ), www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.